United States or Djibouti ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Daar hei je-n-em." Ik was juist op de stoep. Teruggaan? Nooit. Dat zou een eeuwige schande zijn geweest. Ik greep de leuning, wilde er onder door glijden, maar in mijn verbouwereerdheid schoof ik niet laag genoeg weg, en kwam met mijn gebit tegen de ijzeren leuning aan. Een geweldige schok, te krachtiger, omdat ik juist zoo haastig weg moest schieten.

Hunne voor- en achterpooten hebben vijf teenen, de beide middelste zijn slechts weinig langer dan de zijwaarts gerichte. In de aarsstreek komt geen klierzak voor; twee klieren monden echter naast de aarsopening uit. Door het gebit en den bouw van het geraamte geleken de Otters nog zeer op de overige Marters.

Hij verzekert u met zooveel plechtige overtuiging, dat de ossenhaasom te zuigenis, dat ge waarlijk meent een trouweloosheid van uw gebit te ontdekken, als ge zelf met moeite die vezelachtige zelfstandigheid vermaalt.

Om de kawa klaar te maken, kiezen ze bij voorkeur een knaap, wiens gebit volmaakt in orde is; en ik heb hen een allernauwkeurigst onderzoek zien instellen naar zijn kaken, om te zien, of geen zijner tanden was aangestoken.

Hij dwong met de knieën en neep het gebit zoo fel dat het driftig ros stapvoets naar de poorte danste, nevens het tam peerdeken van den koopman. Ze praatten onder den weg van nieuws en van zaken. Vinie de makelaar, met zijne losse tong, wist de toedracht te vertellen van al de hoven waar hij voor zaken ten huize was. Odo beaamde dat met schaarsche woorden.

De romp is krachtig, de kop kort, het voorhoofd rijst schuin omhoog, de snuit is tamelijk breed; het vreeselijke gebit bestaat uit een betrekkelijk gering aantal tanden, die dikker zijn dan bij alle andere Cetaceën, met uitzondering van den Cachelot.

De namen Iserentant, Yzerentand, Iserbyt duiden iemand aan, die zulk een krachtig gebit heeft, dat hy er yzer mede zoude kunnen byten. Het tegenovergestelde beteekent Quatant, kwade tand, slecht gebit. Volgens dezen laatsten naam schijnt een slecht gebit of kwade tanden wel eene uitzondering, eene byzonderheid geweest te zijn onder onze voorouders. Anders is het nu!

"Ik zal het uwe straks gaan halen." "En welk gebit wilt ge in zoo'n mond aanleggen?" "Dat zult ge spoedig zien." De Chinees had antwoord op alles, een deksel op alle pannetjes, zooals men zegt, en bij hem volgden de daden al heel spoedig op de woorden.

»Cesar, kom!" riep Frits Jansen, en het trouwe paard, dat liep te grazen, naderde zijn jongen meester. Frits ontlastte het van den teugel, gebit, zadel en bagage. Het paard had nu zelfs geen helster aan. Waarom ook? Het gehoorzaamde zijn baas met de trouw van een hond. Uit de bagage zocht de jonge Boer nu een ijzeren drievoeter, een kruik, een keteltje, een bus en een kommetje.

"Weet je misschien, waar een mooi doodshoofd is, zoo blank als het vleesch van een klapper, met een volkomen gaaf gebit, en dat ik daar had, onder die blaren, aan den voet van 't kruis?" De doodgraver haalde de schouders op. "Hier!" vervolgde de oude en wees op een zilverstuk, "ik heb niets meer dan dit, maar je zult het krijgen, als je dien kop voor me vindt."