Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 juli 2025


Leert heur vloamsch! antwoordde Florimond, die een vurig vlaamsch-gezinde was. Da kan ze, zuchtte Fonske. Florimond keek hem strak aan, met glimlachenden mond en schitterende oogen, als in geestdriftig nadenken. Hawél, weet-e watte: 'k zal ou Fransch leeren. Fonske sprong van blijdschap op. O! da-ge wilde doen! Da-ge wilde doen! smeekte hij als in een vrome bede. En het gebeurde.

Hij dacht wel, hoe Florimond en Sylvain zouden verontwaardigd zijn, omdat hij 't niet een vlaamschen naam gaf, maar hij was al zooverre, dat hij zelfs hùn afkeuring durfde trotseeren, als hij daardoor maar ietwat nader kwam tot zijn voorname illusie, tot de jonkvrouw van 't kasteel en de gelukzalige verrassing, die zij voor hem in bewaring hield.

Dat hij arm was, dat hij laag werk moest verrichten om aan zijn brood te komen, dat hij met zijn moeder in een hutje woonde, dat alles leek hem niets, vergeleken bij het groote euvel, dat hij geen enkel woord Fransch kon spreken. En eens, in den nood van zijn ontreddering, bekende hij 't aan Florimond en aan Sylvain: 't Zoe meschien meugelijk zijn, da 'k moar 'n beetse Fransch kon.

Hij kwam er van lieverlede toe Lisatje te beschouwen als iets waar hij in ieder geval recht op had, als iets dat zijn persoonlijk bezit was, een bezit dat hij zich enkel nog uit vrees, ontzag en liefde voor de kasteeljonkvrouw niet openlijk dorst toe te eigenen, zooals Sylvain en Florimond hem 't voorbeeld gaven.

't Es gelijk, 't es 't beutse van de groave, doar 'n mag niemand mee voaren! verzekerde Fonske. Hoe komen de meinschen dan over 't woater? ergerde zich Florimond. Ginder, 'n endeke verder, aan den overzet van boerke Floncke, zei Fonske. Zij volgden de rivier tot aan den overzet van boerke Floncke, waar, op hun geroep, een stevig-knappe meid hen met een bootje naar den anderen oever bracht.

Florimond glimlachte, zeer uit de hoogte: De naturellen 'n zijn hier nie geweune van meinschen te zien, geleuf ik! Eigenlijk schaamde Fons zich een beetje, èn over 't eigenaardig uiterlijk van zijn twee vrienden, dat niet paste in die omgeving, èn over de opdringerige onbescheidenheid zijner mede-dorpelingen.

Dat leek hem alles wel bereikbaar en gemakkelijk zoolang hij ginds in de stad was en de moed-ingevende, opbeurende woorden van Florimond en van Sylvain aanhoorde, maar hier, in 't nederig dorpje waar eigenlijk iedereen gebukt ging, en vooral in het armoedig huisje van zijn moeder, zoo zwak en klein, onder de wel-beschermende, maar tevens benauwende schaduw der twee machtige, regeerende kasteelen, hier leek het plotseling weer domme waan en onzin, en de jongen werd boos op zichzelf, dat hij ook maar één enkel oogenblik ernstig zulk een ongerijmde hersenschim kon koesteren.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek