United States or Mongolia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Doe maar altijd lijk ik, zei Uilenspiegel stille tot Lamme. En den schipper riep hij toe: Zijt gij Sterke Pier, ik, ik ben Thijl Uilenspiegel. En onze ezelen, Jef en Jan, kunnen beter balken dan gij, want balken is hunne moedertaal. Maar op uwe slecht gevoegde berden komen, daarvoor zullen wij ons wachten.

Oranje is ten gronde. Ja, sprak Uilenspiegel, ten gronde evenals de eik; maar met eikenhout bouwt men schepen voor de vrijheid! Tot zijn profijt, sprak Lamme. Maar, nu alle gevaar verdwenen is, konden wij ezelen koopen, dunkt mij. Ik zit nog al geerne op mijn gemak als ik reis, en ben geen liefhebber van veeren op mijne voetzolen.

Alle beesten des velds zullen er aan drinken en de wilde ezelen zullen er hunnen dorst mede laven.... Aan hunne boorden zullen de vogelen des hemels leven en van uit de steenrotsen zal hun gezang weerklinken.

Zij stapten af in de Meermin, afspanning, die van verre kennelijk was door de gouden meermin, die, als windwijzer, bovenop den trappengevel stond. De beide wandelaars brachten hunne ezelen op stal, en Uilenspiegel bestelde brood, bier en kaas voor hun avondmaal. De weerd grijnslachte bij het opdienen van dien schamelen maaltijd.

De buurt langs Jemien Mosché. Een Joodsche buurt. De naam beteekent: Rechterhand van Mozes. De stichter: Mozes Montefiore. Het is heel heet. Geen markt. Geen ezeltje. Ik zucht: ma fisch. En dat beteekent: "niets". Fi, fi, roept de ijverige Challad. En wij zijn er. De Markt. Ezelen, kameelen, paarden en geiten. Een diepe dalkom, wijd en ruim. Hooge wallen overal rondom. Wij staan in de diepte.

Uilenspiegel deed teeken met de hand, dat hij honger noch dorst had. Toen ging hij voort met Lamme, die schrijlings op zijnen ezel bleef, terwijl Uilenspiegel den zijnen bij den halster geleidde. Zij kwamen aan de hut van de uitzinnige Katelijne, bonden hunne ezelen vast en gingen binnen. Het was het etensuur. Op de tafel stond eene pateel prinsessenboonen, ondereengestoofd met boerenteenen.

Toen de ezelen het maatje haver zagen, prevelden zij binnensmonds paternosters van vraatzucht, terwijl zij weemoedig den vloer van de boot bekeken, want uit vreeze van uit te glijden, dorsten zij geen stap verzetten. Daarop zei de schipper tot Uilenspiegel en tot zijnen vriend Lamme Goedzak: Laat ons naar de keuken gaan. 't Is oorlogskeuken, zei Lamme ongerust.

Die zal niet ver van hier zijn, antwoordde Uilenspiegel. En zijne rede vervolgend, sprak hij: Voor den eersten wagen span ik twee uwer peerden, voor den tweeden onze beide ezelen. Den eersten wagen neem ik in met mijne vrouw, mijn vriend Lamme, de getuigen; de tweede wagen is bestemd voor de speellieden.