United States or Guadeloupe ? Vote for the TOP Country of the Week !


Iedereen prijst het: Mohammed, Ibrâhîm, de dokter, de twee Sephardische luilakken, en de eigenaar. Hij vraagt acht pond. Dat is vijf of zes. Dit ezeltje zullen wij koopen. Maar wij hebben buiten Challad gerekend. Er is iets uitgebroeid in Challads duisteren kop. Water dragen zonder ezeltje is zeker zwaarder dan water dragen met een ezeltje.

Hoe kan Challad nu zóó lichtvaardig een ezel prijzen? Heeft hij de tanden al gezien, om te weten, hoe oud hij is? Heeft hij de pooten al bevoeld naar spataderen? Mohammed doet dat. En hij is het met Challad eens: het is een goede ezel. Wij vragen den prijs. Zeventien pond. Dat valt ons tegen. Wel is zeventien pond hier volstrekt niet zeventien, maar bijvoorbeeld tien, elf of twaalf.

Want wij zijn beiden wel heel lang bij het onderwijs werkzaam geweest: lager, middelbaar en hooger, maar van deze ezeltjes hebben wij toch nog geen verstand. Maar Challad! Zijn brutale, bruine snuit weifelt geen oogenblik: ja, hij heeft verstand van ezels. Veel verstand. Hij kan aan de tanden zien, hoe oud ze zijn. En aan het geheele gezicht, of ze lui zijn, of dom.

Hebben wij dan Challad niet, den braven Arabier? Ja zeker hebben wij Challad. Maar die kan al dat water niet dragen. En, nu ziet ge meteen het causale verband tusschen een leegen regenbak en een ezel. Want wij zullen het watervervoer in eigen beheer nemen. Er zal een ezeltje worden gekocht, waarmede Challad water zal gaan halen uit Mea Scheariem.

Het komt toch. Misschien zal het leven deze twee lieve kinderen wel genadig zijn. En misschien is het ook heelemaal niet waar. Het is wel heel laat, wanneer wij scheiden. Donkere maan. Maar er is de goedgezinde Challad met de lantaarn, die mij naar het hotel brengt. In het hotel wel alles wreed en vreemd. Voor de deur ligt een van de kellners op een mail-stoel te slapen, bij wijze van deurwachter.

De buurt langs Jemien Mosché. Een Joodsche buurt. De naam beteekent: Rechterhand van Mozes. De stichter: Mozes Montefiore. Het is heel heet. Geen markt. Geen ezeltje. Ik zucht: ma fisch. En dat beteekent: "niets". Fi, fi, roept de ijverige Challad. En wij zijn er. De Markt. Ezelen, kameelen, paarden en geiten. Een diepe dalkom, wijd en ruim. Hooge wallen overal rondom. Wij staan in de diepte.

Hij durft het met dit ezeltje niet aan. Zoo een gewichtig werk. Het is een lui, slecht ezeltje. Allah kan daar zijn zegen niet op geven. En omdat Challad stroef-koppig niet wil, daarom gaat het niet. Want als Allah geen zegen op dit arme ezeltje geeft, en als het lui is en slecht, dan zou het misschien op een dag een poot breken of overreden worden. O, heelemaal niet door de schuld van Challad.

Ook kan hij voelen, of zij aderspatten hebben. Hij zal dus medegaan. Ook moet hij immers straks het ezeltje naar huis brengen. Toch durven wij in deze aangelegenheid niet op Challad vertrouwen. Maar Mohammed, de Arabier van het jongensweeshuis van den heer Goldsmit, die heeft eerst recht verstand van ezels.

Maar omdat Allah zijn zegen niet heeft gegeven, en omdat het ezeltje lui en slecht is. En dan gaan wij naar huis. Doodmoe, geslagen door de open, genadelooze, brandhitte. Het is tien uur. Welk een teleurstelling voor de veertig meisjes, die zich zóó op een ezeltje des huizes hadden verheugd. En ik zeg het heel boos tegen Challad: "En toch was het een heel goed ezeltje."

Maar heelemaal geen water dragen, dat is eerst een goed werk. En als de heer Zilversmit niet slaagt in den aankoop van een ezeltje, zal hij den regenbak wel door de Engelschen laten vullen. Dus is Challad tegen het ezeltje. Hij gelooft zeker, dat het een lui ezeltje is, met een slecht karakter. En hij moet er mee werken. Wij spreken het ezeltje voor. Maar Challad houdt vol. Koppig.