Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 juni 2025


Frerik zag in, dat het er nou op oan kwiem, um, zoo neudig, Doortjes recht te verdeidigen; en Doortje bemerkte met schrik, dat de jonker blauw en bont in 't gezicht, en 't linkeroog zoo gêl as saffroan was. Juist wilde zij, daar een hoog rood hare wangen kleurde, zich ongemerkt verwijderen, toen de woorden van den baron: "Blijf, meisje!" haar dien aftocht belette.

"Hemelsche goedheid," mompelde zij slechts, "en dat alles zonder liefde!" en weder vulden tranen hare oogen. Buiten reed juist de wagen dreunend over de brug, om de dames van het slot te halen; tegelijkertijd werd ook de huisdeur opengedaan, en vernam men een luid gesprek en daarop Doortjes beklagenden uitroep: "Och lieve Hemel!"

Hie luusterde.... hie luusterde.... moar wat er gesproken wier, verstoan kos ie 't niet. Eindelijk.... 't was, asof er gestoeid wier.... Stil!.... doar velt wat Heur!.... "Loat los, of 'k schraauw!" klinkt Doortjes stem. Gefluuster. Nog èns de stem van Doortje, wat zachter: "Wat denk ie wel?" Weer gefluuster. 'en Roar geluud. 'en Vremde stem: "Heks!" 't Toesloan van 'n deur. Stilte.

Weinige minuten later was Bart gereed, en toen hij Doortjes vraag: "Goa'j d'r op uut?" met een: "Wat schêlt óu dat?" had beantwoord, toen kwam hij bij grootvader terug; nam het zekske, en liep langs 't bongerdpad, noar 't kastêl toe. Voorzichtigheidshalve had grootvader aan Bart geraden, om het zakje maar in de handen te houden, en de dikke jongen gaf dien raad gehoor. Bart liep het bogaardpad.

Wat de oude ook doen kon, maar terstond gaan kon hij onmogelijk, en de knecht vertrok met het, door Wessels bevende geuite antwoord, dat ie, as 't moar êfkes meuglik was t' oavend kommen zou. De dag verliep; de hitte bleef aanhouden, en nadat Wessels God om sterkte gebeden, en met behulp van Doortje, de beste spullen had aangetrokken, begaf hij zich, door Doortjes broeder ondersteund, op reis.

Doortjes verschijning bracht aan het tooneel bij den haard eenige verandering. Frerik trok den arm, dien hij om zijn grootvader had geslagen, terug; drukte den beminden man de nog steeds bevende hand, en daarna meer bepaald het meisje aanziende, bespeurde hij dat hare oogen zoo rood zagen.

Nu is het niet pleizierig, ieder keer als men een boodschap van papa of mama komt doen, of bij Lodewijk of Doortje spelen komt, altijd door mijnheer of mevrouw, of de juffrouw, of de meid somtijds, tegen Lodewijks of Doortjes rug gezet te worden, om met de ververschte overtuiging dat men een hoofd of een half hoofd kleiner en een ware peulschil is, naar huis te gaan.

Hoewel de zwakke grijsaard inwendig ontroerd was, zoo zocht hij zich om Doortjes wille toch goed te houden, en terwijl het meisje met de vurscheut veur 't gezicht in 'en hoek zat, trachtte de oude haar met de woorden: "'t Is Gods weer, en ge meugt zoo bang niet wêzen," wat op te wekken; doch toen het langzamerhand zoo donker werd alsof het tegen den avond liep, en hij eensklaps een geluid vernam alsof de regendroppels, in steenen veranderd, al kletterende neervielen, en eenige glasruiten rinkelende naar binnen vielen, toen viel ook Wessels, met de kreten: "O God! da's hoagel, doar geet't, doar geet't!" achterover in zijn ouden leunstoel.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek