Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


Hij begon aanstonds weer mee te praten, zei schertsend dat voor een stoel 't gemakkelijk zitten eigenlijk wel de hoofdzaak was.... Dat stelde haar te leur ofschoon zijn toon die goedig, niet ironisch was, weer goed deed; zij vond toch, zei ze, dat ook stoelen zoo mooi mogelijk moesten zijn; ze hoorden immers ook tot iemands daaglijksche omgeving en zooals hij zelf daarnet gezegd had beïnvloeden de dingen om je heen, gedurig door, je smaak ... je stemming ... eindelijk je gansche wezen..., werd je ten deele door de dingen opgevoed, niet waar?... Ja, ja, dat was ook allemaal wel zoo, redde zich Paul, maar ... hij wou maar zeggen, een stoel moest in de eerste plaats toch zóó gemaakt zijn dat je, er op zittend, werkelijk rust, terwijl je geest niet wordt gestoord en afgeleid.... Zoo raakten ze weer aan 't praten, over en weer;... in 't eerst kon 't Paul niets schelen wat hij zei..., als hij den toon maar hield..., het kwam er verder niet op aan, de tijd moest dood.... Maar opnieuw werd hij verdreven uit die onverschilligheid door haar aandachtig luisteren, haar stil-oprecht haar meening zeggen met veel meer ernst dan 't waard was, wat hij zei.... Hij schaamde zich wat over z'n zoo-maar-d'r-op-los-geklets.... Dan ook: zij maakte 't hem niet makkelijk; zij was niet met een kluitje in 't riet te sturen; zij vroeg en vroeg ... zooals een kind dat lastig is met vragen en gevolgtrekken.... Ze vergaten zelfs een paar minuten heelemaal den winkelchef en ál zijn meubels; de man begreep niet wat zij eigenlijk voor menschen waren...; hij wou niet graag storen, 't was zijn brood..., maar eindelijk werd het toch wat ál te gek!... hij kuchte maar 's..., liep een eindje weg, en zoo....

De slappe, magere borst hing als een futlooze zak tusschen het zweeterig plooien van 't hemd en 't bruingaren lijf. Langs 't hoofd van het kind en de tiet slierde een lint van de muts, die scheef lag op den bandeau. Zij zoogde met bevend gebaar, krimpend bij Maupie's schrokkig trekken, zelf hongrig en wee van de daaglijksche aarpels met vet. Nathan hield nu den zak met de dopjes.

Maar de oogen-blik waarin ze Paul voor 't eerst gezien had in dat vaag-schaduwende, trillerig matte licht van de grijs-witte vestibule had haar veranderd; ze voelde 't nu weer, dezen Maandagmorgen, namijmerend, naspeurend haar denken en voelen der laatste dagen.... Dien avond, den ganschen receptiedag, en ook zelfs dezen Maandag, zoo nuchter en gewoon door de huiselijke drukte..., daar was iets vreemds en onwezenlijks in, 't was soms of ze droomde, of ze straks wakker zou worden, en dan moest de receptie nog gehouden worden en Paul was er nog niet.... Het was of er iets met haar was gebeurd, ze wist niet wat.... Ze had het zwakke, lichte in 't hoofd van iemand die lang ziek geweest is.... Ze wist nu ook niet meer hoe ze toch gevonden had die rustigheid, dat vaste willen en helder vóór zich zien van haar toekomst..., ze kon nu niets meer helder afdenken of vóór zich zien; ze leefde maar, van minuut tot minuut, van uur tot uur, in een soort van roes, waar het materieele, het gewone daaglijksche doen geheel en al buiten bleef.... Het was of er een gordijn was geschoven voor 't verschiet van haar denken..., somtijds scheen het een mooi, glanzend gordijn, een voorhang van blauw en goud, doorfonkeld van zonnestralen.... Ze voelde den dag van haar huwelijk niet meer naderen, zeker zou ze er vóór staan eer ze 't zich bewust was.... Want 't was alles even onwerkelijk....

Want het grootste deel van zijn reis, terwijl hij aldoor nog tijd in overvloed, een lange leegte van werkloos-zijn voor zich wist, had hij meer aan zijn eigen daaglijksche dingen gedacht, en aan de reis zelf, dan aan het doel, of hij had aandachtig zitten kijken door de raampjes van de stoomtram eerst, en later van de treincoupé, naar de landen en boomen en beesten, frisch van kleur en helder omlijnd in 't licht van den vroeggekomen herfst, naar de luchten vooral, het eeuwig wisselende hemelschouwspel, waar hij nooit genoeg naar kijken kon en van genieten, de wijde luchten, die hij zich gewend had altijd om en boven zich te voelen als een blijvende wijkplaats van vertroosting, als een nooit hem verlatend teeken van het groote schoone dat onzegbaar is, maar alom tegenwoordig en zoo zeker te weten.... Hij had zich gewend in de kleinste hut de oneindige ruimten om zich heen te voelen; de sterren te zien schijnen door de zoldering van zijn slaapkamer.... Paul was schilder.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek