United States or Nicaragua ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mijn vrouw zal nooit zoo verstandig zijn mij zulk een kind te schenken!" Sinds had hij alles verlaten om "Parijs te ondernemen," zooals hij zich uitdrukte. Wie was Claquesous? Hij was de nacht. Hij wachtte, om zich te vertoonen, tot de hemel geheel donker was. Des avonds kwam hij uit een hol, waarin hij terugkeerde vóór het dag werd. Waar was dat hol? 't Was niemand bekend.

"Haast u," zei Gueulemer, "de patrouille kan voorbij komen." De buikspreker neuriede: "Wij hebben nu geen nieuwe jaar, Om pa en ma te kussen." Eponine wendde zich tot de vijf bandieten. "Zie, 't is mijnheer Brujon. Goeden avond, mijnheer Babet. Dag, mijnheer Claquesous. Herkent ge mij niet, mijnheer Gueulemer? Hoe gaat het, Montparnasse?" "Of men u herkent!" zei Thénardier.

Laat er ons bijvoegen, dat, zoo men de vreemde, maar waarschijnlijk gegronde geruchten gelooven mag, Le Cabuc Claquesous was. Zeker is het, dat na den dood van Le Cabuc nimmer meer van Claquesous gehoord werd. Claquesous heeft geen spoor van zijn verdwijning achtergelaten; het schijnt, dat hij tot het onzichtbare is teruggekeerd. Zijn leven was duisternis, zijn einde nacht.

Men wist niet hoe het gebeurd was, de agenten en stadssergeanten "begrepen er niets van," hij was in damp veranderd, uit de handboeien gegleden, door de reten van het rijtuig heengeslopen; men wist niets anders te zeggen, dan dat, toen men aan de gevangenis kwam, Claquesous verdwenen was. Daar school iets van tooverij of politie onder.

Hij deinsde achteruit en stamelde: "Wie is die deern?" "Uw dochter." 't Was inderdaad Eponine, die tot Thénardier sprak. Bij de verschijning van Eponine waren de vijf anderen, namelijk Claquesous, Gueulemer, Babet, Montparnasse en Brujon zachtkens genaderd, zonder overijling, zonder een woord te spreken, met de heillooze behoedzaamheid, die dezen mannen van den nacht eigen is.

Ten gevolge hunner vertakkingen en verbintenissen waren Babet, Gueulemer, Claquesous en Montparnasse de algemeene ondernemers der aanrandingen in het departement der Seine. Zij voerden op de voorbijgangers coups d'états van den laagsten rang uit. Vindingrijke lieden in het vak, mannen met roof- en moordgedachten wendden zich tot hen voor de uitvoering ervan.

Men was niet zeker dat hij een naam had, want Claquesous was een bijnaam; men was niet zeker of hij een stem had, want zijn buik sprak meer dan zijn mond; men was niet zeker of hij een gezicht had, want niemand had ooit iets dan zijn masker gezien. Hij verdween als een schim; zijn verschijningen waren als verrijzenissen uit de aarde.

Den nacht aldus tot hulpgenoot te hebben is uitmuntend voor de dieven, maar wonderbaar voor de politie. Er zijn zulke schurken, wier mes aan twee kanten snijdt. Hoe het zij, de verloren Claquesous was niet weder te vinden. Javert scheen er meer vertoornd dan verwonderd over.

Vrouw Thénardier was dood, Boulatruelle was buiten beschuldiging gesteld, Claquesous was verdwenen, de hoofdbeschuldigden waren uit de gevangenis gevlucht, het proces wegens den moordaanslag in het huis Gorbeau was op schier niets uitgeloopen. De zaak was tamelijk duister gebleven.

Een viertal bandieten, Claquesous, Gueulemer, Babet en Montparnasse, regeerden van 1830-1835 het derde onderaardsche gewelf van Parijs. Gueulemer was een ontaarde Hercules en had tot hol den modderpoel van de Arche-Marion. Hij was zes voet lang, had marmeren borsten, stalen armspieren, ijzeren ingewanden, de romp van een kolos, het hoofd van een vogel.