United States or Nauru ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ik heb u immers gezegd moedertje, dat die boerenjongen een gek was." Hoor, daar klonk de schel der apotheekdeur. In één oogwenk was Thom óp, en ter kamer uit. "Hoe vaarje; hoe vaarje?" Klinkt een stem den komenden provisor tegen: "Altijd wél geweest? 't Is hier drommels donker. Ik heb immers 't plezier dokter Helmond te zien?"

De zang van den leeuwerik in de oneindige ruimte, het suizen van den wind in de heidestruiken, het loeien der runderen in de weilanden, al die landelijke stemmen en geluiden smelten samen tot een akkoord, passende bij de zoete droomerijen van uw geest, als ge het drijvend wolkje naoogt in het azuur, of uw blik laat rusten op den kalmen waterplas, als een metalen spiegel op een fluweelen kleed, uitgespreid in de bruine heide; als ge luistert naar het kunsteloos gezang van den boerenjongen, die naast den weg zijne twee paarden huiswaarts leidt, of naar het tjingelen der bellen van de kleurig opgetuigde hit voor de huifkar van den postbode.

Felix kwam toegeloopen uit den tuin en door het open venster, bleef staan in een zonnebegieting van zijn blauw pak en blonde haar. Een boerenjongen die juist voorbij kwam op den weg bleef ook staan, kijkend uit de verte. Mathilde werkte door, met gebogen hoofd, en zij begreep niet, welke rare aandoening haar in eens overviel.

Roem-roem-roem-roem. Weer 'n boerenjongen met 'n boerenmeid. Die houen elkaar weer bij de schouders. 'n Stompje sigaar priemt tusschen zijn knoedelvingers op haar rug. De gezichten zijn roodzweetend, moe van 't dansen en drinken. De heupen schokken zinnelijk bij elken hoek. Roem-roem-roem-roem.

Er was een verschil gerezen over een stuk grond tusschen den landheer en zijne boeren, en in zijne kwaliteit van scheidsrechter moest Tolstoi uitspraak doen in deze zaak. "Om een oordeel te kunnen vellen moest hij den grond zelf in oogenschouw nemen, en daarom begaf hij zich, vergezeld van een' twaalfjarigen boerenjongen, dien hij zijn kleinen landmeter noemde, naar de aangeduide plaats.

En om als een gevonden kind, als een basterd, hier of te Leiden bekend te zijn, daartoe, vergeef het mij vader! ben ik te eergierig; misschien is dat dwaas van mij, en zal ik met de jaren mijn hoogmoed leeren onderdrukken; doch nu kan ik het denkbeeld niet verdragen, dat ik, die in geheel de omstreek altijd als de erfgenaam van Sonheuvel heb doorgegaan, opeens door den kleinsten boerenjongen met den vinger zou worden nagewezen.