Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juni 2025
Wij staan voor de poort van het gedrongen huis. Kleumende mannen schuilen er, makke zieken schijnend die willen ingelaten worden. En nu komt er een huifkar aan bengelen, glanzend bovenop gelijk een oud harnas, en schavotrood staat er een huis als een bons voor het straatgat.
Anatole bezorgde witte koussen en eischte dat, om het algemeen effekt niet te breken, Johan Doxa lage espadrillen aantrekken zou. Deze weelderige kleedij voltooide hij met een kelner-pitalairken, dat ongelukkiglijk te nauw was en, gelijk een licht vleugelpaar, aan Johan's schouders hing te bengelen. "'t Is wel alzoo," zei hij achteruit-wijkend, "nu uw kop!"
Om er een waar feest van te maken, is alleen nog maar een slok sagoeweer noodig. Daar komen elken ochtend de dorpelingen mee naar stad; bij dozijnen komt men ze tegen omtrent den pasar. De vrouwen dragen de groote kruiken die niet anders zijn dan uitgeholde kalebassen op het hoofd, de mannen hebben er twee bengelen aan het bamboejuk, dat piepend wipt over hun schouders.
"Wacht even," zei Orleman en hij ging op den rand van den schoorsteen zitten en liet zijn beentjes naar beneden bengelen. Soliman tegenover hem. Toen namen ze hunne roode zakdoeken en veegden hun tranen af. "Die is 't" zei Soliman. "Die kan 't zijn!" antwoordde Orleman voorzichtiger. "We moeten eerst dien vader zien. "Juist juist! we moeten eerst dien vader zien." Gevonden.
Coba zit op 't terras van de "Beursbengel", op 't Damrak, aan zoo'n tafeltje met zwaar rond marmeren blad, met een koperen band om den kant. Haar kindje zit tegenover haar, de bloote beentjes van het kindje met witte halve kousjes bengelen voor haar stoeltje. Het krijgt een taartje met een glas melk. 't Eet met haar kleine vingertjes, haar lekkere oogen zijn zoo groot en kijken zoo overal heen.
Ze hebben me gewaarschuwd niet te lang, niet te dichtbij te ruiken. Maar ik wil nu eens dronken zijn, dronken van het zonlicht dat op en door en tusschen de hyacinthen tuimelt, dronken van het roode purper, van het wit, het blauw, het paars, het roze, het groen, dronken van de openstaande kelken, die als klokken lijken te luien en de geuren, de geuren door de kleine, doffe kamer bengelen.
Waarom zou hij mij naar mijnheer Sergius gevraagd hebben indien zijne maats hem in hunne macht gehad hadden? O die schurk! Zoo lang ik hem niet met zijnen vriend Kirschef aan eene galg heb zien bengelen, zal er iets aan mijn geluk op deze wereld blijven ontbreken.
Brandewijn. Het was anders de moeite waard hem te zien, dien gedrongen, ijzersterken man met zijn kromme beentjes en zijn gebaard en glimmend gelaat, als hij, eenmaal dronken, eene balalaïka in zijn gespierde hand nam, en, met een minachtenden blik in het rond, een volksliedje speelde; of als hij, met zijn mantel, waaraan de decoraties hingen te bengelen, achteloos over zijn schouder geworpen, over de straat liep, met de handen in de zakken van zijn nankinschen broek.
Zoo lang als ik naar haar bleef kijken wel den halven morgen lag zij daar te bengelen, te wiegelen, op en neer te zwiepen, verheugde zij zich in haar klein leventje.
En kijk eens hier, terwijl ik lui met mijn beenen boven de trage beek zit te bengelen, hangt er aan een boomstomp, waar ik met mijn elleboog tegenaan kom, een gekronkeld geel haar.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek