United States or Bahrain ? Vote for the TOP Country of the Week !


Misschien heb ik dan nog eens kans, den Heer van Vianen te ontmoeten, en dan beloof ik, dat ik hem elken geeselslag dubbel zal teruggeven. Die ellendige beul!" "Peer," zeide Fulco, hem bij den arm nemende, "dan heb ik een beter plannetje. Laten wij ons hier in dat boschje verbergen, dan kunnen wij er rustig en ongezien over praten." "Mij goed," zeide Peer.

"Geen woord meer!" hernam de vreemdeling: "neem uwen makker op, zoo hij niet loopen kan: en zorgt, dat gij voor den nacht alle drie den omtrek van Naarden verlaten hebt, of gij zult de galg niet ontsnappen, dat beloof ik u."

Dat is niet alles, ik beloof je ieder jaar dezelfde som. En wanneer soms rijke en edelmoedige menschen je zullen vragen hun diensten te bewijzen, verbied ik je niet ten hunnen gunste met mij te spreken". Verrukt over die woorden wilde ik wel de voeten kussen van den minister, die weer op zijn gewonen familiairen toon tegen mij begon te spreken.

Verduiveld, luitenant! zeide de kapitein, gij hebt ons zooveel verhaald, dat mij belang inboezemt, dat ik geloof zin in de insectenkunde te krijgen, en tot dank beloof ik u, dat als we eenmaal thuis teruggekeerd zullen zijn, en ik dus weder te Algiers ben, ik u eene prachtige verzameling insecten zal zenden.

Weldon, terwijl zij Jack in hare armen drukte, "jij zult ook leeren sturen, en 'k geloof zeker dat, zoolang jij aan 't roer zult staan, we goeden wind zullen hebben!" "Zeker! Zeker! moeder, 'k beloof het u!" antwoordde de kleine jongen in de handen klappende.

Belooft gij, immer den godsdienst getrouw te zullen blijven?" "Dat beloof ik!" klonk het zacht uit beider mond. "Belooft gij, zwakken en verdrukten te zullen beschermen en weduwen en weezen een helper te zijn?" En weer klonk het: "Dat beloof ik!"

»Je kunt op me rekenen, Marten," had hij bij zijn vertrek gezegd. »Ik zal je geen bode zenden, maar zelf komen, dat beloof ik je. Ik meen dat aan de nagedachtenis van je ouders verplicht te zijn. Zoowel jij als Anna kunt ten allen tijde over mij en mijn huis beschikken. Ik ben, Gode zij dank, nog altoos een vermogend man, want de Spanjaarden hebben bij mij achter het net gevischt.

"Klaar?" vroeg haar grootmoeder vroolijk. "Schenk tante dan nog maar even een kopje koffie in en jezelf ook." "Neen, neen, dank u moeder, wij moeten nu werkelijk weg," zei mevrouw d'Ablong, haastig van haar stoel opstaande. "U hoort dan wel, wanneer Elsje weer thuis komt. En zult u vooral dikwijls bericht sturen, hoe het u gaat? Ik zal goed op Elsje passen, dat beloof ik u."