Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 mei 2025
Het grootste en edelste van alle Ruigpoothoenderen is het Auerhoen, de Capercailzie der Schotten, de Cock-of-the-woods der Engelschen (Tetrao urogallus). Weinige op den grond levende Europeesche Vogels overtreffen het in grootte; het is een sieraad van het woud, het begeerlijkste doelwit van den jager. Het is een vertegenwoordiger van het geslacht der Boschhoenderen (Tetrao), welker overigens naakte teenen langs de zijranden bezet zijn met op franje gelijkende, smalle en puntige schubjes, die men als onontwikkelde veeren beschouwt. De kruin en de keel zijn zwartachtig; de hals is donker aschgrauw, van achteren zwart, van voren zwartachtig aschgrauw gesprenkeld; de rug is op zwartachtigen grond fijn aschgrauw en roestbruin bepoederd, het bovenste deel van den vleugel zwartbruin, sterk roestbruin gesprenkeld; de staartveeren zijn zwart met een gering aantal witte vlekken; de borst is glanzig metaalachtig groen, de overige onderdeelen zijn met zwarte en witte vlekken geteekend, die vooral op den stuit dicht bijeenstaan. Het oog is bruin; de naakte wenkbrauwstreep daarboven bevat een eigenaardige kleurstof; zij is, evenals de naakte, met wratten bezette plek er omheen, lakrood, de snavel hoornwit. De haan is niet veel kleiner dan een Kalkoen: totale lengte 100
De oogen zijn roodachtig nootbruin, de pooten zwart; de snavel is bruinachtig aschgrauw.
Het bovenste deel van den kop en aan weerszijden van dezen een streep, die, bij de oogen beginnend, naar de zijden van den hals loopt, zijn aschgrauw, de keel, het voorhoofd en een breede streep over het oog leemkleurig geel, de borst en de zijden van deze, die door een drie- of viervoudigen, uit fijne, witte en zwarte strepen bestaanden band van de kropstreek gescheiden worden, zijn grijsachtig isabelkleurig; de bovenbuik is bruinzwart; de onderbuik en de onderdekveeren van den staart zijn licht aschgrauw; de rug is op leemgelen grond met donkerder dwarsstrepen geteekend, de slagpennen zijn aschgrauw, de voorste op de buitenvlag zwart, de achterste op de binnenvlag met grijsachtigen zoom; de schouderveeren zijn bruinachtig, aan de voorzijde geelachtig en aan de spits wit gezoomd, de binnenste vleugeldekveeren zandkleurig bruin met zwartbruine vlek aan de spits, de staartveeren op gelen grond met donkere banden voorzien, de veeren, die den loop bekleeden, vaal witachtig.
Het oog is donkerbruin, de ring gevormd door de randen der oogleden koraalrood; het hoornachtige huidlapje boven, en de langwerpige, naakte plek onder het oog zijn aschgrauw; de snavel is van voren bleek koraalrood, aan den wortel blauwgrijs, aan den mondhoek oranjegeel. Totale lengte 31, staartlengte 6 cM. Bij de jongen heeft de bek een veel geringere hoogte en ontbreekt de halskraag.
Op onzen Langoor trouwens zijn Oken's woorden volkomen toepasselijk: "De tamme Ezel is door langdurige slechte behandeling zoozeer ontaard, dat hij bijna in 't geheel niet meer lijkt op zijne voorouders. Niet alleen bereikt hij een veel geringere grootte dan deze, maar ook zijn kleur is doffer, meer aschgrauw, zijne ooren zijn langer en slapper geworden.
Deze leeft bijna uitsluitend op boomen, in het bosch zoowel als in den tuin. Bij het oude mannetje zijn het voorhoofd, de zijden van den kop en de keel zwart, de overige bovendeelen aschgrauw, de borst, de zijden en de staart donker roestrood, de voorkop en het midden van de onderzijde wit. Het wijfje is van boven donkergrijs, van onderen grijs; de keel is soms donkerder van kleur.
De bovenkop en de nek zijn fluweelachtig zwart, alle bovendeelen helder zilvergrijs, de hals en de onderdeelen zijdeachtig wit met een flauw rozerood waas, de vleugelspitsen donker aschgrauw, de laatste armpennen en de stuurpennen grijsachtig wit. In het winterkleed is de kop wit tot aan het achterhoofd, en vertoont dit zwarte vlekken; de onderdeelen zijn dan zuiver wit.
Meestal zijn zij op bruinachtig blauwen of roodachtig witten grond bruin en aschgrauw gevlekt, gesprenkeld en gestippeld. De beide ouders broeden om beurten. Na 13 of 14 dagen komen de jongen uit; deze worden eerst met weeke Insecten gevoederd; later worden hierbij ook nog zaden gevoegd, die vooraf in den krop geweekt zijn; ten slotte krijgen de jongen hoofdzakelijk zaden of ook wel vruchten.
Deze keurige kleeding stak bijster af tegen het gewaad des postiljons, die op het bijdehandsche voorpaard gezeten was, zijnde een Geldersche boer, met ongedekten hoofde, aschgrauw, ongekamd en stijf afhangend haar, linnen pij en holsblokken aan de bloote voeten.
De veeren van de bovendeelen zijn licht aschgrauw, die van de onderdeelen wit, aan de borst als 't ware overtogen met een rozenrood waas; zwart zijn het voorhoofd en de teugels en het grootste gedeelte van de vleugels; een witte vlek strekt zich uit over de wortelhelft der negen eerste handpennen; de armpennen hebben een smallen, witten eindzoom.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek