United States or Chad ? Vote for the TOP Country of the Week !


De schel oranjegeel gekleurde lellen, die zich van achter het oog over de oorstreek tot den achterkop uitstrekken, verdikken zich hier en vormen een smalle, overlangsche kruinstrook, die bij de vroeger genoemde soorten niet voorkomt. Een andere naakte plek bevindt zich onder het oog. De snavel is oranjekleurig, de pooten zijn geel, de oogen donkerbruin.

Een arm opgerekt naar den in evenwicht zwevenden last, met de andere hand een tip van de donkere boven-sarong sierlijk optillend, waaronder een bont onderkleed te voorschijn komt, het tot den gordel naakte bovenlijf omfladderd van een dunne, kleurige slendang, purper, oranjegeel, fel-groen, viool-paars, gaan zij daarheen met wiegende passen, een weinig draaiend.

Van de beide soorten van dit geslacht bewoont de eene de Nieuwe, de andere de Oude Wereld. Het oog is bruin, de snavel zwart, de voet oranjegeel. Totale lengte 24, staartlengte 6 cM. De Steenlooper broedt in de koude streken van de Oude Wereld, in Europa niet zuidelijker dan Jutland. Gedurende den winter werd hij op Madeira en in Noord-Afrika, in Azië tot op Java waargenomen.

De kleine veeren zijn karmijnrood, de achterrug en de staartwortel met de boven- en onderdekveeren van den staart fraai hemelsblauw, de hand- en armpennen met hare dekveeren en de duimvleugel donkerblauw, de grootste bovenvleugel-dekveeren en de lange schouderveeren oranjegeel met een groene eindvlek, de stuurpennen karmijnrood met hemelsblauwe spits, behalve de beide buitenste paren, die een donkerblauwe kleur hebben; de onderdekveeren van den vleugel zijn, evenals de onderzijde van de slagpennen en stuurpennen, glanzig karmijnrood.

De veeren van het oude mannetje zijn zwart, de oogen bruin met hooggele randen aan de oogleden; de snavel is oranjegeel; de voeten zijn donkerbruin. Totale lengte 25, staartlengte 12 cM.

De zee gelijkt een metalen spiegel; de bergen en vulkanen worden van bruin donker violet; de westelijke horizon, eerst oranjegeel met bleekgroene strepen, kleurt zich aanvankelijk met gouden tinten, die dan rooskleurig, vervolgens paars worden en eindelijk zich oplossen in donker blauw; op den voorgrond teekent zich, tegen dat lichtend kleurrijk fond, de donkere omtrek van Poelo-Renjang met zijne groote boomen, die hoewel dood nog staande zijn gebleven en nu uit zee schijnen op te rijzen.

Evenals hare zusters, de zeehagedissen, zijn zij leelijke dieren, oranjegeel op de buikzijde en bruinachtig rood op den rug. Door haren stompen gelaatshoek hebben zij een bijzonder dom uiterlijk. Misschien zijn zij in 't algemeen iets kleiner dan de andere species: toch wogen velen van haar nog tusschen tien en vijftien pond. In hare bewegingen zijn zij traag en half verstijfd.

De iris is donkerbruin, de snavel des zomers zwart, des winters oranjegeel, de poot zwart. De Sneeuwgors houdt ongeveer in dezelfde landen verblijf als de IJsgors. Haar verbreidingsgebied is uitgestrekter, haar broedgebied echter beperkter dan dat van hare verwante.

De genoemde soort is op de bovenzijde fraai chocoladebruin, op de onderzijde lichtbruin met zilvergrijze vederzoomen, die dwarsbanden vormen. Het oog is lichtbruin, de nagenoeg naakte huid van kop en hals karmijnrood, de halslel oranjegeel, de snavel loodkleurig grijs, de voet licht chocoladebruin. Totale lengte 80, staartlengte 25 cM.

Het oog is donkerbruin, de ring gevormd door de randen der oogleden koraalrood; het hoornachtige huidlapje boven, en de langwerpige, naakte plek onder het oog zijn aschgrauw; de snavel is van voren bleek koraalrood, aan den wortel blauwgrijs, aan den mondhoek oranjegeel. Totale lengte 31, staartlengte 6 cM. Bij de jongen heeft de bek een veel geringere hoogte en ontbreekt de halskraag.