United States or Paraguay ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dus, als gezegd, de student Anselmus geraakte sedert den bewusten avond, waarop hij den archivaris Lindhorst had gesproken, in een dof-droomerigen toestand, die hem voor iedere uiterlijke aanraking van het dagelijksch gewoonte-leven ongevoelig maakte.

De Brielsche Archivaris, de man in wiens hoofd dat heele prachtige verleden zich geconcentreerd heeft, de heer Joh. H. Been, heeft de mooiste "De Ruijter"-hulde denkbaar in dat kloeke boek van De drie matrozen van Michiel de Ruijter gegeven.

Want toch al had de grove, ofschoon wonderlijk metaal-klinkende stem van den archivaris voor hem iets geheimzinnig-doordringends, zoodat hij merg en been doorsidderd voelde. Het eigenlijke doel, waartoe de griffier Heerbrand hem mede in het koffiehuis genomen had, scheen vandaag onbereikbaar te zijn.

Anselmus vergat zich in waanzin van vervoering. „Serpentina, Serpentina,” riep hij luide, tot archivaris Lindhorst zich snel omwendde en sprak: „Wat bedoelt u, waarde heer Anselmus?

Sebastiaan was een jong archivaris, onlangs benoemd in de Koninklijke Bibliotheek, een heel lange en magere vent, liefelijk van uitzicht, met te groote engelblauwe oogen in een bleek gelaat, sierlijk omlokt met mat-blonde haren. Hij had langzame gebaren en deed al sprekend profijtelijk hergaan zijne witte vingeren en was aldoor verzonken in biddende houdingen.

Heeft de archivaris niet gezegd, dat het hem bijzonder aangenaam was, dat ik zijn manuscripten wilde copieeren? en waarom versperde griffier Heerbrand hem ook den weg, juist toen hij naar huis wilde gaan? Neen, neen, op de keper beschouwd, is de geheim-archivaris Lindhorst een aardige man en verbazend gul alleen wat zonderling in zijn eigenaardige uitdrukkingen . Maar wat hindert mij dat?

Hij zag op; het was archivaris Lindhorst; volkomen de oude man met grijswitten mantel, zooals hij hem bereids gezien had. Hij riep hem toe: „Wel, waarde heer Anselmus, waarover peinst u zoo, ik wed, dat het Arabisch niet uit uw hoofd wil? Wees zoo goed, mijnheer den conrector Paulmann te groeten, wanneer u hem wellicht bezoekt en komt u morgen met klokslag van twaalven terug.

Inderdaad had de student Anselmus het nog niet over zich kunnen verkrijgen, den archivaris Lindhorst opnieuw in zijn woning te gaan opzoeken, ofschoon hij zich op dien bewusten avond heelemaal zoover had opgezweept; in dit moment echter, dat hij zijn schoone droombeelden, en nog wel door die zelfde vijandig-klinkende stem, die hem ook toen de geliefde ontroofd had, aan flarden voelde rijten, greep een soort wanhoop hem aan en heftiglijk uitte hij zich: „U kunt mij voor waanzinnig houden of niet, Mijnheer de archivaris, dat blijft mij hetzelfde, maar hier in dezen boom aanschouwde ik op Hemelvaartsdag de goudgroene slang o, de eeuwige geliefde van mijn ziel en zij sprak mij toe in heerlijke kristallen tonen, doch gij, gij, Mijnheer de archivaris, schreeuwdet en riept zoo ontzettend van over het water.”

Ja, waarde heer conrector,” antwoordde de student Anselmus, „maar u weet toch wel, dat ik naar archivaris Lindhorst moet, vanwege het copieeren?” „Kijk eens, amice!” zeide conrector Paulmann, terwijl hij hem zijn horloge voorhield, dat op half een stond.

Ondanks den langen weg tot in de eenzame straat waar het overoude huis van den archivaris Lindhorst zich bevond, was de student Anselmus toch voor twaalf uur aan de voordeur.