United States or Bouvet Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


O neen: het is, bij alle Engelen van den Trone, de wigantenrug van Gawein, die allerdapperste, ook voor de vrouwkens!! En het is, tusschen Guenevers vrouwruggetje en Lancelots mannerug, de roode mantelrug van onzen Koning! Ik herken niet zoo goed ruggen als gij zekerlijk wel doet, valiante ridderen, gij allen, op uwe beurt, allerdapperste, die steeds ruggen voor u uit zaagt vlieden!

En zuchtte diep want smachtte, naar Ysabele.... Die nacht was de Koning van weemoed moê en had zich vroeg te ruste begeven hoewel de maan licht aan den hemel stond en bosch en burcht zoo zwart en romantisch Romaansch tegen die klaarte zich teekenden, dat schoener nacht zich niet denken liet. Door de duistere schaduwen en blauwwitten lichtval in de schuimblank bloesemende vergieren wandelden Lancelot en Guenever, of zaten op de marmeren bank en hare wijle, als witte nevel, waar maan door scheen, sluierde om beider hoofden hun staâgen kus. Gawein ook was ter ruste getogen, maar Keye, de drossaet, hoorde in de nacht vreemd rumoer, onderdrukt, en zag uit, uit zijn rond raamke, hoog in den burcht, zijn neus plat tegen de kleurige ruitkens. Hij zag ter andere zijde des burchts de kemenade der koninginne verlicht met een geligen schijn van toortsen en meende, dat zij niet sliep en Lancelot evenmin, maar dat was bekender zake, waarom Keye niet zoû geven een aas! Doch, om het rumoer spiedde hij uit in den binnenhof en werkelijk, in het schuin vallen van maan en van schaduw, die verdeelden den hof tusschen haar beiden met één lange streep dwars over de muren en torens en pavement, zag hij de achterhand van een ros, dat, getuigd, een garsoen bij den teugel hield.... En zag hij Lancelot uitkomen de poort van den toren van Guenevers porprijs, zag hij de gelige toortsen dooven en vernam toen meerder paardgetrap en, bij alle engelen van den Trone! zag hij de geschaduwde of even maan-opgelichte ridderen, te peerd, den cour uit rijden, dien hij zelve had doen sluiten. Lancelot, opgestegen, voegde zich in hun midden en zij reden, als schimmen, altemaal weg.... Hij kon ze niet volgen meer, maar waar gingen zij henen? Hij verbaasde; hij stond versaagd en verwonderd; hij verstond niet, dat in de nacht alle Koning Arturs ridderen van Tafel-Ronde want dat Gawein hun ontbrak, had hij niet bespied Camelot zouden verlaten om wie weet waar heen te gaan?! En furieus, dat zij de dichte poorten wisten door te komen, alle de dichte poorten zekerlijk, die naar alle de bruggen van de elf grachten toegang gaven, nam hij zijn zwaren bos sleutels, dien, om niet te rammelen en den Koning te wekken, hij wikkelde in een slip van zijn mantel, verliet zijn closet en hinkte, een licht in de hand, van schoentip op schoentip, de sombere, zwijgende gangen van den donkeren burcht door. Daalde de smalle trappen af, opende zachtkens de hoofddeur, keek om en om en uit en uit, spiedde éenoogig in duister, hoedde voor maan zich ter eene en sloop in de schaduw ter andere zijde, naar de poort, om te zien of zij toe was.... Werkelijk, zij was gesloten en toen hij haar nu zelve geopend had en uitgekeken naar de tweede poort aan de andere zijde van de eerste gracht een brug er over, die opgehaald was, bevond hij, dat, werkelijk de tweede poort ook gesloten was...! Zoo vermoedelijk zouden

Gawein kleedde zich in een surcoet van roode zijde, die was met hermelijn omzoomd en zijne hozen waren wit en zijne schoenen waren rood wederom, met rooden goud bedropen en hij stond in zijn feestgewaad zóó ernstig en beminnelijk, met het lange, bruine haar, dat glansde als van een vrouw en golvend om zijn breeden nek viel, tot Amadijs ontroerde, terwijl hij maar Amadijs was Alliene zich kleedde in bliaut van witte zijde, met sabelbont omzoomd en in roode hozen met wederom witte schoenen, lang van toot, de kort geknipte, geluwe lokken om het even weemoediglijk aanschijn niet minder gouddraadblond dan koninginne Guenevers vlechten.

Mijn dood, o Ysabele, zoude mij niet en komen van veldslag of tweestrijd, niet van draken of van reuzen, niet van queste of Aventure maar van een onnoozel en schamel maagdelijn, die eene princesse is en hoewel zij koninginne van de Noordhumbersche landen zal worden, Lancelot beminnen gaat, Guenevers amijs! O Gawein, hoe zoude ik Lancelot beminnen gaan, Guenevers amijs!

Bij mijne trouwe in Paradijs! juichte zacht Ysabele en hare stem klonk lieflijker, meende Gawein, dan Guenevers stem, dan zijner eigene Ysabele stemme geklonken had, dan de gulden vogelkens zongen op den wonderboom in Guenevers vergier. Dus zijt gij, o edele ridder en groote wigant, mijn eigen oom, Gawein? Der Aventuren Vader zijt gij? Mijner zalige moeie gemaal?