United States or Croatia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Indien ik gisteren mijn zin had kunnen doen, hadden wij ons in 's-Gravenhage ten hoogste een kwartier opgehouden." "De rit zou te vermoeiend voor u geweest zijn!" antwoordde de goeverneur. "Dwaasheid, Zuijlestein. Maar gij kent mijne grootmoeder. Haar haan moet koning kraaien, en wat zij begrijpt is wet. Het zal haar schuld zijn, als ik mijne moeder niet meer te Hellevoetsluis vind."

"Te laat ook al te laat!" mompelt Amalia, terwijl zij de zilveren schel van de tafel neemt, op wier geluid haar kamerdienaar achter het rood lakensch behangsel met gouden passement, dat de deur verbergt en voor tocht vrijwaart, te voorschijn komt. "Verzoek Zijne Hoogheid, terstond bij mij te komen. Zeg aan den Heer Van Zuijlestein, dat de Prins een paar uren rust moet nemen."

"En wat zegt gij van dat herhaalde bezoek bij hare Hoogheid, de Prinses-weduwe?" vraagde Zuijlestein. "Wat zal ik er van zeggen, Zuijlestein," antwoordde de Prins. "Wat de Heer De Witt voor mij gedaan heeft, is zelden tot mijn voordeel geweest. Ik durf mij nog niet vleien." "De Raadpensionaris is voorzichtig," merkte Boreel aan.

De volgende morgen, Donderdag, de laatste dag van Herfstmaand, was, zooals de herfstmorgens gewoonlijk zijn, frisch en koud en voorspelde een schoonen dag. De Prins was reeds vroegtijdig bij de hand in de kleeren. "Reeds zoo vroeg op, Willem!" zeide Zuijlestein, toen hij de kamer van den Prins binnentrad. "Nog te laat, vrees ik, Zuijlestein," gaf de Prins ten antwoord.

"Karel," gaat de Prins voort, alsof hij die woorden niet gehoord heeft, "zeg den Heer Van Zuijlestein, dat ik hem verzoek hier te komen. Ik moet hem spreken." Terwijl de kamerdienaar het bevel van zijn jongen meester volbrengt, leest deze nogmaals den brief over. 't Is of de lezing hem vermoeit; toen hij gedaan heeft, houdt hij de magere, witte hand voor de oogen en blijft in gepeins zitten.

Laat Widerts schrijven, dat ik heden niet kan komen, maar dat ik, wanneer het morgen passabel is, zoo vroeg mogelijk zal vertrekken." "Er is niets aan te veranderen," geeft Zuijlestein ten antwoord. "Het vertrek der Prinsesse Royal is op morgen gefixeerd, en als wij vroeg genoeg op reis gaan, kunnen wij haar tot aan het schip accompagneeren.

Maar een geest als die van Willem Hendrik kon zich moeilijk in de gedwongene rust schikken, welke hem was opgelegd. Onophoudelijk woelde hij zich om en om, hoe ook Zuijlestein hem tot stilte en rust aanmaande. Deze laatste had 's Prinsen bed verlaten. Karel was alleen met hem in de kamer. 't Scheen, dat de zieke eenigszins kalmer werd.

Hij betrok toen met zijn goeverneur Zuijlestein en zijn bedienden het Princenhof, waar wij hem in het begin van dit Hoofdstuk aantroffen. Gedurende zijn verblijf te Leiden was er veel te zijnen gunste veranderd.

Behalve zijn goeverneur Zuijlestein, zijn schrijver en Raad Wildertz, zijn kamerdienaar Karel Pietersz en de andere bedienden, bekleedt de Heer van Heenvliet bij hem den post van opperstalmeester, Boreel dien van hofmeester, Bromley, een Engelschman, en Buat, die vroeger reeds als page bij zijn doorluchtigen vader Willem II in dienst is geweest, die van edellieden van zijn huis.

Met hem vertrokken ook Zuijlestein, Boreel, Heenvliet en Buat, terwijl onze lustige burgers nog uren lang bij elkander bleven en zich met verschillende spelen onledig hielden. Of zij ook kaart speelden, durf ik u niet verzekeren; wel zijn kaartspelen in andere buurten reeds in 1658 in rekening gebracht; in de Hofbuurt echter komen zij eerst in 1712 voor.