United States or Cayman Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


LUCETTA. 't Is veel te wichtig voor zoo lucht een wijs. 84 JULIA. Zoo wichtig? daarbij hoort een zware stem. LUCETTA. Toch niet; het klonk wel goed, als gij het zongt. JULIA. En waarom gij niet? LUCETTA. 't Is voor mij te hoog. JULIA. Laat zien uw vers. O, gij ondeugend nest! LUCETTA. Vat goed den toon, als gij het uit wilt zingen; Maar toch, die toon is lang niet naar mijn zin.

O, toen ge daar op dien schrillen gejaagden toon uw: "Zwijg! dat is laag en gemeen", hebt uitgekreten; toen gij hem uw lieven braven goeden vader hebt genoemd, toen was het hem als zongt gij het schoonste lied uwer kinderjaren; als drukten weer uw rozelippen op 't teederst zijn pijnlijk gesloten mond.... o God, toen had hij zijn Eva, zijn kind weergevonden, de oudste, de lieveling die hij straks reeds verloren dacht.

Het heeft niet veel gescheeld, of ik was van de kist naar beneden gesprongen. Ik zag u allen in het huis aan den overkant zoo duidelijk, alsof ge werkelijk hier waart. Het was weer Zondagmorgen, wanneer gij, kinderen, allen voor de tafel stondt en den psalm zongt, zooals ge iederen morgen doet.

O! 't ruischen van het ranke riet! hoe dikwijls dikwijls zat ik niet nabij den stillen waterboord alleen en van geen mensch gestoord, en lonkte 't rimplend water na, en sloeg uw zwakke stafjes ga, en luisterde op het lieve lied, dat gij mij zongt, o ruischend riet!

Mijn eedle Heer, Aan dezen man beloofde ik hare hand; Treê voor, Lysander; en, genadig vorst, Hier deze heeft mijn dochters hart betooverd; Gij, gij, Lysander, schonkt haar teedre rijmpjes, Gij ruildet minnepanden met mijn kind, Zongt aan haar venster vaak bij maneschijn, Met valsche stem, een lied van valsche min, En prenttet haar ter sluik uw beeld in 't brein Door ringen, wissewasjes, vlokjes haar, Door speeltuig, tuiltjes, lekkernijen, boden Van veel gewicht bij de onervaren jeugd; Door list hebt gij mijn dochters hart gekaapt, De volgzaamheid, die zij mij schuldig is, In wreevle koppigheid verkeerd.

Ha, 'k en kenne niemand die u ooit ééne arme reke of twee heeft geschonken, schoon gij zingt en immer zongt, alreê ruim zoo lange als merelaan, of meeze, of nachtegaal, ruim zoo schoone allichte als honigbie- en krekeltaal.

«Ik weet dienzei de man in het zwarte gewaad; «maar voordat ik u dit zeg, moet ge eerst al de liedjes voor mij zingen, die ge voor uw kind gezongen hebt. Ik mag zulke liedjes graag; ik heb ze vroeger wel meer gehoord; ik ben de nacht en heb uw tranen gezien, toen gij ze zongt