Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 juni 2025


Hij zakte nadien ineen, naarmate hij bedaarde, plooide voorover thoope, en, leunend met beide ellebogen op zijne knieën, liet zijn kin rusten in de lauwe palm van zijne handen. Zoo bleef hij een heelen tijd, nadenkend, wijd-uit mijmerend over alles wat zijn leven was en zou zijn, dubbend en triestig wordend.

Maar, toen hij in eens dicht bij zich hard hoorde lachen, een vetten vleezigen lach, en daarop ook zag een dik, glimmerig-rood boerengezicht, dat een grooten viezen mond scheef openzette, dom lachend, met 'n lage platte vroolijkheid, brutaal wijd-uit boven zijn breed-witte servet, toen keerde hij zich met plotseling weer wakkeren wrevel snel om en riep den kelner toe wat haast te maken, want dat hij geen tijd had.

Andere avonden was het zoo lekker geweest daar te zitten wachten op het donker; er zoo onbespied lang-uit te gaan liggen, rustend met al de leden, de armen wijd-uit en de handen open, als een gekruiste op d'aard, te liggen kijken zoo, tusschen de stekels door, hoe de hemel somberde.

Lang, bleek en fijn is zijn gelaat, en zijne half toegesloten oogen onder even opgaande wenkbrauwbogen geven iets voornaam chineezigs aan zijne schoonheid, als was hij een jonge mandarijnenzoon, maar blond toch golven zijne haren, waarom zich een glans van olijvenbladeren wijd-uit heenrondt: een juweelen sieraad, als een kleine diadeem, houdt dien op zijn voorhoofd vast.

De notitie die zij van hem nam, de animo waarmee ze aldoor zich met hem bemoeide, maakte haar voor hem tot een klein toevluchtsoord in de wijd-uit witkoppende zee van zijn woedende verveling. Maar hij kon toch niet aldoor bij haar blijven zitten, hij moest nu ook 's opstaan en 's iemand anders aanspreken.

De wereld spreidde zich wijd-uit vóór haar en de zon leek haar een open poort op het paradijs. Alles was belicht, en de gloed die in haar binnenste joeg, laaide overal uit buiten haar. Ze kon niets zien wat haar vreemd was. Niets was haar vreemd en niets was haar een geheim. Wat ze niet begrijpen zou, ging ze prachtig voorbij.

Maar boven op de hoogste tinnen zagen de tien, en Gwinebant en Gawein het eerst, wuiven iets wits: het was de wijle van Ysabele; het was Ysabele tusschen den drom der edelvrouwen en dienaressen; het waren alle de vrouwen van Endi, die daar boven de belegering aan zagen, den strijd zouden durven aanzien en terwijl hare eigene kreten slechts zwak den tien ridders toe klonken, nu die bewogen de speren tot groet en tot bemoediging, weêrschetterde fel het gekef der tallooze schoothondjes, die de edelvrouwen mede op dien hoogsten toren hadden genomen, in hare armen, aan hare boezems, in hare schootplooien van klêederen van sindaal en siglatoene, de blaffende hondekopjes duidelijk te onderscheiden met felle oogjes en tallooze, zich heesch blaffende zwart open keeltjes en over alle die vrouwen en hondjes wapperde wijd-uit de groen-geluw-roode vaan van Endi......

En justement wilde Gawein, hoewel hij des woords niet heel zeker was, vrijelijk vragen aan Gwinebant, of hij Ysabele minde en hoe en of Ysabele die gone was, wie hij reeds lang zoo trouwe was, dat hij met Lancelot samen hem, Gawein, had kunnen verlossen uit de Valleie der Ontrouwe Ridders... Maar op dit oogenblik, terwijl wemelde de burchthof van de baroenen en ridders en edelvrouwen, ratelde hoog in de lucht een razend gesnor aan en zagen allen een wijd-uit blauw gevleugelden fenixvogel aanzweven over de bosschen, over de vlakte, toen cirkelen boven den burcht, om in snelle zweefvlucht te dalen op het ronde en open plein.

En dat was ook beter, want zij moest zich een beetje koud toonen, meende zij. Jozefs broekspijpen hingen wijd-uit tot dicht bij de punten van zijn effen schoenen. Vooral de licht-grijze broek met het biesje op zij, stond hem verschrikkelijk goed. Hij had een soort van kalm en waardig gemak om zijn armen en beenen te bewegen.

Onder de effene, blauwe, al zomerdiepe lucht, waar in hier en daar een groot, blank wolkgevaarte, gestapeld, verdreef wemelde het lentelicht over het wijde landschap der wijder en wijder wèg verschietende heuvelen.... Wemelde het jonge groen, wemelde gehéel de lente, starrelden de weiden van duizende madelieven, stippelden zij goud van duizende boterbloemen.... De wijd-uit gehoornde buffelen glansden met hun glimzwarte, -bruine flanken, waar over het licht zich uit goot; zij doorloeiden de zwoele atmosfeer; hunne roepende herders, te paard, reden om hen rond, hen telkens te zamen drijvende.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek