United States or Armenia ? Vote for the TOP Country of the Week !


We gaan kwâweer krijgen, boer, en hij kwam ingrimmig, opgekrompen nader bij 't vuur. 't Is de tijd van 't jaar, meende Ghielen, we zijn in de donkere zes-weken. Doka, Vinie zal eerst koffie drinken! Danke, boer, hebbe maar weinig tijd. Willen we maar seffens naar de koe gaan zien? Maar hij moest eerst koffie nemen. Ghielen stoefte daarbinst met zijne koe; daarna gingen ze alle drie naar buiten.

Hij was misschien met Vinie naar de Klok of naar 't Wit Peerd, of hij was misschien iemand gaan zoeken om van dien koop te spreken.... Ze haalde alsaan nieuwe redens uit om zijn wegblijven uit te leggen en alzoo de onrust te verdrijven. Dat lampke schemerde zoo vreemd tegen die sneeuwruiten en 't was overal zoo stil dat ze altijd meende dat 't nacht was.

De koude blies over het lage, verlaten land en al dat er nog buiten liep was ievers een verdoolde, uitgehongerde hond. Vinie rotelde al aan de voordeur als Ghielen wakker werd. Hij riep naar Doka en ging haastig opendoen. Binnen, Vinie, binnen. Vinie gromde een goeden dag en stampte 't sneeuwstof van zijne schoenen.

Vijfhonderd vijftig, herzei Vinie, ze gaat morgen naar de markt, 'k heb daar een kooper. Voor min dan zeshonderd gaat ze uit den stal niet, besloot Ghielen. Wel, geluk ermeê, en de koopman vertrok. Aan de hofpoort keerde hij zich om en: Als ge beter gedachten krijgt, kom zeg het mij van den avond nog en 'k doe morgen uw beest meê.

Hij dwong met de knieën en neep het gebit zoo fel dat het driftig ros stapvoets naar de poorte danste, nevens het tam peerdeken van den koopman. Ze praatten onder den weg van nieuws en van zaken. Vinie de makelaar, met zijne losse tong, wist de toedracht te vertellen van al de hoven waar hij voor zaken ten huize was. Odo beaamde dat met schaarsche woorden.

En Vinie, de koeiplote, begon Ghielen. Ka den noen komt hij zien naar onze koe. Hoeveel zouden w'er voor vragen, Doka? Wat ge wilt, wat weet ik van de beesten? maar eene schoone koe is 't! en een kostelijke; als hij maar niet merkt dat z'al een maand óver is. We zullen hooren hoe hij zingt, besloot Ghielen. Het gerei ruimde zij van de tafel en ze lazen beiden een dankgebed.

De bazinne liep en vlocht zich daarin entusschen de stoelen en banken en schonk overal klare genever uit de steenen literkruik in kleine glazekes. Kijk, dacht Ghielen, dáár is Vinie, 'k ga hem nu spreken. Maar de koopman zat aan een verre tafel ernstig in gesprek met eenen boer.

Hij wist niet aan wie 't beste woord geven of hoe hij 't doen zou en ze praatten opgewekt en vroegen naar thuis en naar moeder en zuster, met dubbelzinnige lachedingen daartusschen. Nu gaan we binst dat 't nog klaar is en dag, naar den stal gaan zien, meende Verkamer. Vinie was al gereed en Odo volgde.

Als Vinie na den noen op 't hof kwam, vond hij Odo in zijn wintersche rijkleeren met blinkende leerzen, ongeduldig staan spelen met zijne zweep. Ge komt op tijd, kerel! 'k ben gereed! riep hij al van ver. En hij ging in stal zijn peerd uithalen.

Ghielen hield alsaan den koopman in 't oog en als deze eindelijk met den boer opstond. 't Is nu, meende Ghielen en hij naderde. Zoo, lijk we gezegd hebben? Basta, wederiep Vinie, tot morgen op de markt. Ghielen trok den koopman lange achter bij den kiel: Hork ne keer, 'k moet u spreken. De vent liet zich gemakkelijk neer, om met geduld te luisteren even als bij den anderen boer.