Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 juni 2025
En Verlinde overlegde, of het niet best was nu maar vóór negen uur te gaan bellen, om er toch eerst mede gedaan te krijgen; maar dan voorzag hij, dat Vanhoutte hem zou zien over de straat gaan, of dat hij hem aan de deur zou ontmoeten en hem in 't gezicht loopen.
Morgen ga ik zonder hem met het pachtgeld naar den Heer, meende hij ... en gedoken, zonder dat hij het zichzelf wilde toegeven, woekerde de onrust: of Vanhoutte ook aan zijn gewonen dag zou houden? of hij 't niet uitstellen zou?... en de aandoening zinderde daarbij in Verlinde's gemoed voor een mogelijke botsing.
Als ik heel vroeg uitzet, kan ik voor den noen terug zijn, 't hooi kunnen we dan algelijk inhalen. Hoe, wat? en Trezia gebaarde zich onwetend. Wat?... 't is morgen toch vervaldag van de pacht. 'k Meende dat ge het een dag zoudt uitstellen, overmorgen is 't groot werk gedaan ... en morgen botst ge voorzeker op Vanhoutte. Dat was eene ophitsing.
Vanhoutte at voort zijnen noenkost en Verlinde ging aan een andere tafel, vroeg luide een pot bier en haalde ook zijnen mondvoorraad uit. De baas ging over en weer, praatte van den een tot den ander en kreeg van beide boeren om de beurt antwoord. Ze bestelden overhand nieuwe potten bier en Verlinde was vast besloten: er nog vijf en twintig te drinken als de ander het dorst volhouden.
Ze gaan mij voor den gek houden, vreesde Verlinde terwijl hij recht in de boot stond, ze gaan zeggen dat ik niet durf ... dat ik Vanhoutte uit den weg loop; ik moest thuis zijn maar dat gelooven ze niet. Ze zaten daar zoo kostelijk in het lommer met hun pinte bier, langs het water! Ha!
Eene deur ging open en weer dicht, de bel klonk, er werd nog iemand binnengelaten, maar Verlinde kon niet raden waar de nieuwe bezoeker aanlandde. De klok sloeg op den kerktoren en dat was hem een verwijt omdat hij hier doelloos te wachten zat, zonder wete van korting of uitkomst. Nu eindelijk hoorde hij de stemmen luider: Vanhoutte die afscheid nam en de kantoordeur dichttrok trok.
Wat de sakker, ik ben Verlinde! en voor geen honderd Vanhoutten...! Van dan af was 't besloten, vast: in alle mogelijke ontmoetingen zou hij zijnen eigenen weg gaan, stijf en zeker alsof hij alleen over de wereld liep, en niemand kennen of zien, alsof Vanhoutte dood was en nooit bestaan had. Maar intusschen knaagde hem de spijt, omdat die leelijkaard er toch eerst uit en hem vóór was.
Den laatsten keer nog, waren ze wat besnoven door den drank, weergekeerd en hadden onderweg malkaar den arm gegeven om gebroederlijk zonder struikelen hun huis te vinden. Dat was nu allemaal weg, gebroken, uit voor altijd en Vanhoutte stond bij Verlinde in zijne zware schuld, lijk den eersten dag van 't verraad, als de bedrieger, de valschaard.
Zijn gemoed was onrustig, gejaagd, omdat hij nu in eene vreemde herberg was gaan zitten en niet gedaan had als Vanhoutte: onbeschroomd naar "Het vlammend Hert" gaan zonder niemand te duchten.
Nader gekomen, zag Verlinde aan den overkant twee menschen vóór de deur van 't veerhuis en binst-hij te wachten stond aan den scheldeoever en de veerman hem met de boot halen kwam, herkende hij Vanhoutte die met Vandoorn den veekoopman, in de schaduw zaten bij een tafeltje waar ze gemakkelijk hun pintje dronken.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek