United States or Guadeloupe ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Wat is er?" vroeg de Portugees, die dadelijk wakker en overeind was. "Kijk eens!" Urdax zag de lichten en liet dadelijk de gansche karavaan op de been brengen en zoodanig was iedereen onder den indruk van het dreigend gevaar, dat niemand er aan dacht de wakers, die zoo slecht hadden opgepast, te berispen. Het was omstreeks elf uur.

Die karavaan stond onder bevel van den Portugees Urdax, welke reeds in 1887 deel uitmaakte van de Vereeniging van Olifantenjagers, waarvan Stanley bij zijn komst in Ipoto eenige zou ontmoeten. En aanvankelijk was de tocht met deze karavaan, zooals wij gezien hebben, zeer voorspoedig.

"Vluchten?" herhaalde Urdax, en hij bedacht hoe hij dan alles verliezen zou, wat hij op zijn langen tocht met zooveel moeite en gevaren verworven had. "En waarheen moeten wij vluchten?" vroeg Max Huber. "Naar het woud." "En de negers?" "Daar is minder gevaar dan hier", hernam Khamis. Was dit werkelijk zoo?

Urdax en Khamis maakten eerst nog een ronde om het kampement. Zij wilden zich overtuigen, dat de ossen goed gekluisterd en de wakers op hunnen post waren, dat elk vuur was gebluscht, want het kleinste vonkje zou het droge gras en doode hout onmiddellijk in vlam zetten. En toen zij alles in orde hadden bevonden, legden ook zij zich dicht bij de wagen te slapen.

"Nog langer wachten?" hernam Max Huber, "nog zes uren minstens hier staan blijven met het geweer in de hand? Neen, wij moeten weten waaraan wij ons te houden hebben! Als die negers geen kwaad in den zin hebben, dan ga ik weer lekker tusschen die tamarindewortels liggen, waar ik straks zoo heerlijk sliep!" "Wat denkt gij er van?" vroeg John Cort aan Urdax.

Het is waar, jagers die met de karavaan van Urdax op olifanten gejaagd hadden, zouden in gewone omstandigheden voor een nijlpaard niet bang zijn geweest. Meermalen hadden zij er in de Oebanghi zelfs op gejaagd, maar dan niet aan boord van een zwak vlot en dus waren zij zeer gelukkig er ditmaal zoo goed afgekomen te zijn.

Niets was van de karavaan over dan drie mannen en een knaap, die hier, vierhonderd mijlen in het binnenland, van elk vervoermiddel verstoken waren! Wat moesten zij doen? Den weg nemen, dien Urdax had willen volgen, maar dan onder veel ongunstiger omstandigheden? Of trachten te voet het woud dwars door te trekken?

Zooals wij mededeelden, had Urdax zich niet in dit woud durven wagen, maar het plan gehad het Westelijk om te trekken. Hoe had ook de wagen met zijn zes ossen in dezen doolhof vooruit kunnen komen? Maar thans waren de omstandigheden geheel veranderd; geen wagen meer, geen ossen meer, geen groote sleep van dragers, geen kampgoederen.

Van heel de karavaan bleven alleen over de Portugees, de voorlooper, Max Huber, John Cort en de negerjongen Llanga. "De wagen! De wagen!" bleef Urdax roepen, en met groote moeite gelukte het werkelijk aan het vijftal om het zware voertuig tusschen de boomen te krijgen. Misschien zou het daar veilig zijn, als de troep olifanten zich ten minste bij het boschje tamarindeboomen in tweeën splitste.

Toen het drietal in het kampement terugkwam, vonden zij dit in groote ongerustheid, in vrees voor een onbekend gevaar, waartegen moed en tegenwoordigheid van geest niets vermogen. Vluchten was het eenige. "Een kudde olifanten!" riep de voorlooper, buiten adem, Urdax toe. "Ja, en in een kwartier zullen zij hier zijn en ons vermorseld hebben", antwoordde deze.