United States or Andorra ? Vote for the TOP Country of the Week !


Beiden moeten zij de gansche week hard werken: Theofielke wit-bestoven van het meel als een groote, bleeke meikever; Deeske grauw en vuil, met gore kleeren, als een echte aardewroeter. Van op zijn molen, tusschen de snorrende raderen, ontwaarde Theofielke in 't verschiet, half verborgen in het loover van den boomgaard, de spitse, grijze stroodaken der boerderij waar Deeske werkte.

Kijk, kijk! Wie da we doar hén! riep Veel-Hoar, half spottend, half uitdagend. We zóen wel geld gêen om ulder te zien! Deeske Wildeborst en Theofielke Schandevel hielden zich even heel kalm en ernstig, alsof ze de spottende toespeling niet begrepen. "Elk ne gôen oavend," herhaalden zij enkel nog eens.

Nóg vier pijntsjem, Euphrasie, en 'n spel koarten, bestelde Theofielke met doodkalme stem, alsof zij nu eens vast van plan waren daar nog een heele poos te blijven. Langzaam stond de boerepummel op.

Langzaam, deftig, gewichtig bijna, gingen zij ook plaats nemen aan een tafeltje, schuins tegenover den boerekinkel, en Theofielke bestelde bedaard "twie pijntsjes bier", terwijl hij het vijffrankstuk even over 't tafelblad liet rinkelen. Veel-Hoar keek met verbaasde oogen op en zelfs de oude moeder werd door het verleidend geluid even wakker.

En toen ook hier Theofielke, de diepste verwondering veinzende, beweerde dat hij 't stuk in 't postkantoor ontvangen had en dus zelf bedrogen was geweest, maakte de man zich geenszins boos en haalde slechts zijn schouders op voor het geval, tevreden met de belofte, dat zij hem nog in den loop der week het verschuldigde zouden komen brengen, zoodra zij 't slechte stuk bij den postmeester tegen een ander hadden ingeruild.

Daar stond de oude, grijze molen met zijn naakt-gekruiste wieken, en ginder verre lag de groote, sombere hoeve, zwaar ingesluimerd in den dompigen nacht. Zij moesten afscheid nemen. Morgen begon alweer de lange, saaie arbeidsweek. Allo, Dees, sloap wel, zille; en tot zondag ? zei Theofielke. Sloap wel, Teefiel, en tot zondag! antwoordde Deeske.

Er was hard gewerkt, de gansche week en de baas, over Theofielke tevreden, wilde hem nu eens een extra-belooning geven. Tusschen zijn vingers hield hij een vijffrankstuk, dat hij even aan Theofielke liet zien; en hij zei: "Kijk, Theofiel, omda ge van dees weeke goe gewerkt hèt. en niettegenstoande da ge mij nog veele schuldig zijt, goa 'k ou ne cadeau doen.

Theofielke diende als knecht bij een molenaar en Deeske als knecht bij een boer. Zij waren ongeveer van gelijken leeftijd een jaar of veertig maar zeer verschillend van uiterlijk. Theofielke was lang en mager, met uitgeholde borstkas, met hooge, beenderige schouders, schrale, stokkerige beenen en slungelige, doorzakkende knieën.

De vrouw kwam dadelijk naar hem toe, de rechterhand onder haar schort, al vast klein geld puttend. Zij haalde er 'n heel greepje te voorschijn en met haar linkerhand nam zij 't vijffrankstuk op, en bekeek het even. Deeske en Theofielke staarden onverschillig door het raampje naar buiten, den kronkeligen landweg in.

Twie dreupels, vreiwken, bestelde Theofielke, met een gewichtig air aan een tafeltje naast Deeske plaats nemend. De vrouw, een half-afgedroogd bierglas roerloos in de hand, keek hem even vaag wantrouwend aan.