Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 april 2025


Als het twee dagen van de zeven hard waait, en twee andere dagen regent en hagelt dat het een weinig klettert, dan blijven de steelui binnen hunne muren, ook zelfs gedurende de drie dagen van de week, die overblijven, waarop de zon bij tijden door de wolken breekt en allerliefst schijnt over de kwijnende natuur; want zij hebben van 's morgens af dat zij hun bed verlieten, tot twaalf uren toe, een nevel gezien, en weten niet welk mooi weer daar in het najaar gewoonlijk op volgt; en al weten zij dat ook, "zij gaan niet meer uit; zij kunnen niet meer op het weer aan"; zij durven niet zonder, zij willen niet mèt een regenscherm wandelen; hun, toch noodzakelijke, overjas valt hun te zwaar; en honderdmaal op een dag herhalen zij voor elkander de afgesleten opmerking, "dat zulk weer erger is dan een fiksche kou", en dat zij naar een vuurtje zouden verlangen om de nattigheid, en ook stellig stoken zouden, indien het maar November ware.

Sanne Kee had 'r geen verstand af, moar tegenwoordig hiewen de minsen d'r weinig af um zoo op 't lief te worden gevallen; veural niet bij steelui; en kiek, nou hadden ze 't nog iengeschikt dat ie logeeren kos; nêf was toch eiges met hum rondgewêst; 'en bietje stief, en arg munjes-moat moar anders.... Janssen hoort gerucht; men komt de zoldertrap op.

Langs hem haastten de gangende steêlui voorbij; enkelen en bij meer; vrouwen schuivende boven het ratelen der baboesjes, in nachtwitte omhuiving; mannen stoer en groot, roeiend met armen en beenen voort in den avonddroom, al verder-op zich meer omwikkelende met duister in dit stervensuur. Ze verdwenen, klimmend de muren langs naar de hooge stad, of ze doken den nacht van de poorten in.

In één woord, het was wat de steelui met verrukking een "vruchtbaar lapje" noemen, en waar zij onbegrijpelijk veel wil van zouden hebben, indien de buitenlui er niet dichterbij woonden, vroeger opstonden, en eer wisten dan zij, wanneer ieder bijzonder ooft geschikt zou wezen om geplukt te worden.

"Daar bennen der nog zatter uit de stad ook, zie ik wel," merkt een armoedige boer aan, vreezende dat de steelui hem zullen overbluffen. "Kaik hai met zen gepoeste laarsies," zegt een jong kerel met een bloedroode wollen das om, die het met gemelde steelui luchtiger opneemt. "Zoo bakkertje, je mot zeker weer een vaifie plokken?"

Woord Van De Dag

vreugdelooze

Anderen Op Zoek