Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juli 2025
Bedroefd was Ferguut, dat men hem de kleederen, die zijn vader hem gegeven had, ontnemen wilde. Hoe gaarne wilde hij ze behouden. "Somilet, de boer riep hij geërgerd uit, "heeft mij al ridder gemaakt heer! als ik doe, zooals gij me raadt, zal ik tweemaal ridder zijn." Met rustige woorden en rustig gebaar wist de kamerheer troost te vinden.
Hij zag hare gedaante, en met moeite luisterde hij naar zijn schuchterheid. Was hij niet zoon van den boer Somilet, de arme, arme Ferguut? Wat had hij haar te geven in ruil voor haar schoonheid? Spoorslags reed hij heen, zonder nog naar den Rikenstene te zien. Galiëne liet hij eenzaam achter; in haar hart was zijn naam gevangen.
Wel werd hij door koning Arthur tot ridder geslagen, maar hij was de zoon van den boer Somilet, en zijn hand was slechts voor den strijd gevormd. Hoe zou hij kunnen spreken met Galiëne? Beter ware 't, haar te beschermen, en zich verre van haar te houden, opdat zij nooit zou weten, hoe hij haar hielp. Bij de twee jonkvrouwen was hij tehuis. Moede ging hij zitten. Zijn gelaat was vol van bloed.
De boer greep een stok, en wilde hem slaan, maar de moeder hield zijn arm tegen, hem smeekende: "Lieve heer och! och! gij doet kwaad, dat gij uw zoon wilt slaan." Toornig schreeuwde Somilet zijn zoon toe: "Jij wilt zijn een vriend van ridderen? Ga heen en pas op het vee, dat uw zorg behoeft. Wilt ge niet achter den ploeg? Ik weet wel werk voor u. Strooi mest op het land."
Men wachtte niet lang, om naar Cardoel, 's konings stad, terug te rijden. Al rijdende kwamen ze een versterkte plaats voorbij, waar een boer woonde, die Somilet heette. Drie zonen had hij, die hij liet werken en zwoegen op het veld: twee dreven het vee, de derde ging achter den ploeg en was schamel gekleed. Toch was de boer rijk, en zijn vrouw van edelen bloede.
Nog even praatten ze zoo tezamen, in eensgezindheid; daarna riep Somilet een jongen, opdat hij hem het harnas zou brengen, dat vele jaren ongebruikt was en bloedrood van roest, doch sterker en beter dan menige smid kon smeden; de helm was van fijn staal. Daarbij wierp Somilet een witte broek, die de knaap aandeed.
Zonder te groeten wierp hij Somilet, den boer, het ploegijzer voor de voeten. Zijn vader zag hem aan, en vroeg verwonderd: "Waarom hebt gij uw werk verlaten?" "Heer" zoo zeide Ferguut, "ge spot met mij. Geeft mij wapens, laat mij ten hove gaan."
Wat wist hij van ridders en ridders' manieren? Eerlijk zag hij zijn gastheer aan, en zijn jonge stem droomde: "Heer! ik meen wel, dat ik ridder ben, want de boer Somilet gaf mij wapenen en een paard, zooals er geen beter ter markt komt. Hij wapende mij met helm, met zwaard, met schild, en ik geloof, dat geen koning ooit zoo edel staal droeg. Ja, ja, ik meen, dat ik een ridder ben."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek