United States or Suriname ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hendrik Potgieter vlucht uit Natal, nu het onschuldig vergoten bloed gewroken, een misdadig, trouweloos zwart volk getuchtigd moet worden. Ik vrees dat men alle grond zal hebben, om je van lafhartigheid te verdenken, als je blijft volharden bij wat je gezegd hebt." »Oom Sarel, niemand die me kent, zal aan mijn moed twijfelen, en mij is en blijft het onverschillig, wat de anderen van me denken.

Waarom neem je je niet voor te blijven, met de ernstige bedoeling, al wat mogelik is te doen om alle tweedracht te voorkomen?" Potgieter was in het nauw gebracht. Hij moest dit zelf erkennen, en zei: »Oom Sarel, het valt me zwaar om met u in woordestrijd te zijn. Ik kan u niet weerleggen." En hij verzonk in ernstig nadenken. Tans merkte Frans van Staden, dat de beurt aan hem gekomen was.

»En dat God de Heer Zijn zegel er aan hecht," klonk de diepe stem van Sarel Cilliers. »Kom, laat ons neerknielen en Zijn zegen afsmeken." De dood van Mazesi, de tovenaar van Dingaan.

Sarel Cilliers, die weder de leiding op zich had genomen, was vergezeld van de drie mannen, die voor het Kommandant-Generaalschap waren genoemd.

Tegen de middag ontmoette Uijs Daniël van Vuren, die zei door Maritz gelast te zijn hem te melden, dat de Krijgsraad te twee uur in de tent van Sarel Cilliers zou bijeenkomen, en dat er gedurende de morgen boden van de Engelsen aan de Baai van Natal, in het lager waren aangekomen, die belangrijke mededelingen hadden te doen.

Piet Uijs en Hendrik Potgieter worden Hoofdkommandanten. Sarel Cilliers en Frans van Staden begaven zich op weg naar de tent van Gert Maritz, zodra zij Uijs hadden verlaten. Daar gekomen, vonden zij de oude Voortrekker reeds op hen wachtende. »Welnu," vroeg hij, »wat zegt Uijs?" »Wel," antwoordde Cilliers, »zijn manschappen hebben, zoals wij verwachtten, de zaak ten volle aan hem overgelaten.

Ik zal me zonder verzuim over de bergen terugtrekken, met degenen die me willen volgen, hetzij zij velen of weinigen zijn." Na het wisselen van de morgengroet richtte hij de vraag tot Cilliers: »Verkiest oom Sarel dat wij in de tent zullen gaan, of kunnen we hier spreken? Mij schijnt het dat ge mij iets mee te delen hebt."

»Ge zijt, ons, zoals altoos, welkom, oom Sarel," antwoordde Uijs, »hoewel het misschien beter ware geweest, indien ik met de mannen van mijn trek deze zaak geheel onder elkander had kunnen bespreken. Voor ge binnen kwaamt, werd me een vraag gedaan.

»Dat kunnen we niet verzekeren," hervatte Sarel Cilliers; »om die reden vragen we u, uw beslissing uit te stellen, totdat wij de zaak morgen in de Krijgsraad ter sprake zullen hebben gebracht. Wij willen intussen van ieder partij afzonderlik de verzekering trachten te krijgen, dat als de Krijgsraad beslist hiertoe over te gaan, allen zich dan zullen onderwerpen.

»Ik dank God, dat Hij zo genadiglik de ramp, die ons dreigde, heeft afgewend," riep Cilliers bewogen uit. »Laten we dadelik naar Uijs gaan." »Nee, niet te haastig, oom Sarel," zei van Staden. »Laat ons blijven bij onze afspraak met Uijs en hem van avond gaan zien. We kunnen neef Hendrik komen afhalen. Uijs kan intussen nadenken over hetgeen wij hem hebben gezegd."