United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !


Sterker dan te voren was in hem weder de roeping geworden tot het predik-ambt, als het éénige dat strookte met zijne teruggetrokkene en toch sympathieke natuur, het éénige ook waarin hij meende nog nut te kunnen stichten.

In zijn beste werk, der Leken Spieghel, kan men slechts op een paar plaatsen wijzen die zich boven het gelijkvloersche verheffen. De eene is die waar hij spreekt over de roeping van den dichter; de andere, eene uiting van verlangen naar de paradijsweelde van JEZUS' liefde, bevat misschien de beste verzen die hij geschreven heeft: O edele minne, wanneer seldi Volkomenlike comen in mi?

En zie, hoe een Paulus gearbeid en gezwoegd heeft, volijverig in den dienst zijns Heeren tot zijn einde toe. En zoo dan is ook onze roeping niet om te sluimeren als kinderen des nachts, maar om te arbeiden als kinderen des daags. De nacht komt, waarin niemand werken kan. En zoo moet er dan in naarstigheid en volijverig ook in uw geestelijk aanzijn gearbeid. Gearbeid in uw geloof.

Roestink zelf, wel wat geprikkeld door de walging die de huichelarij en de brutaliteit dier vrouw in hem opwekte, vergat de voorzichtigheid en repliceerde dat het juist was om den wille des geloofs dat zij toe moest geven en dat hij wilde waken, daar de onderdrukking, waarvan Piet het slachtoffer was in zijn moeders huis, en de wijze waarop zijne kennelijke roeping voor de kunst werd te keer gegaan, bij hem noodwendig zulke terugwerking moest hebben, dat hij elders bevrediging zou zoeken en dat de Roomsche kerk voor zulke naturen, onder zulke omstandigheden hare eigenaardige verlokkingen had, waaraan Piet werd blootgesteld, zoo men hem geen ruimer uitzicht opende en door de koorden der liefde wist te binden.

Maar had ik grooten lust gevoeld om in de mijn af te dalen, ik had weinig zin om er in te blijven; mijn nieuwsgierigheid had mij er toe doen besluiten, maar toch gevoelde ik voor het mijnwerken niet de minste roeping. Om onder den grond te leven moet men bijzondere hoedanigheden bezitten, die ik miste; men moet van stilte en eenzaamheid en een in-zich-zelf gekeerd leven houden.

De hoofdpersoon is een schoolmeester, die in tamelijk behoeftige omstandigheden leeft. De man is begaafd en heeft aanleg, om het verder te brengen. Hij wordt daartoe van verschillende zijden aangespoord, en hem wordt steun beloofd. Maar op de plaats, waar hij werkzaam is, heeft hij een roeping, en deze is hem meer waard dan oeconomische en maatschappelijke vooruitgang.

O Broeders der Kunst, Apostelen Gods! wat zijt gij groot! Wat moogt ge nederig fier zijn op uwe roeping. Maar wee! wee over ons, zoo wij die roeping vergeten, het schoone miskennen, het reine onteeren! Verstom naargeestige toon! Op Antwerpens reuzenfeest mag die snare niet trillen.

Niet tegen de mannen binden wij den strijd aan, maar tegen oude, overgeleverde meeningen, adats, die niet meer deugen voor ons Java van de toekomst, waarvan eenige anderen met ons de voorloopers en voorloopsters zijn. Door alle tijden heen hebben de baanbrekers, op welk gebied ook, 't hard te verantwoorden, wij weten het. Heerlijk is 't een ideaal, een roeping te hebben.

In Godsnaam, zij zal daardoor haar doel bereiken en zij zal Frankrijk redden. Wanneer de innig vrome Jeanne zegt: »goddelijk roeping« en wij zeggen: »genie«, geven we dan niet elk een andere benaming aan hetzelfde begrip?

Alle uurwerken zijn flink ingevet en tegen roesten gevrijwaard; zoo blijven zij hagelnieuw en jeugdig... zij slijten niet, maar zij dienen tot niets. Zij zijn jong en krachtig, en gereed hun roeping te volgen... maar zij staan stil.... Voorzeker, er zijn klokkenopwinders genoeg, er is zelfs een centraal lichaam ter ontspanning en ontwikkeling van stilstaande uurwerken.