United States or Cook Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Paling in gelei. Voor een vorm van middelmatige grootte neemt men 2 dikke palingen, aan mooten gesneden en gekookt als de zalm, maar in half water, half azijn. Gelei en behandeling volgens No. 3. Men legt pieterselie op den rand van den schotel.

Daar stroomde een rivier, zoo helder als de lucht zelf; en de visschen waren als zilver en goud; purperroode palingen, die bij iedere beweging blauwe vonken om zich heen spreidden, speelden onder in het water, en de breede lotusbladeren hadden al de kleuren van den regenboog; de bloem, die daaraan groeide, was een roodachtige gele brandende vlam, waaraan het water voedsel gaf, evenals de olie de lamp bestendig aan het branden houdt; een stevige brug van marmer, maar zoo kunstig en fijn uitgesneden, alsof zij van kant en paarlen gemaakt was, voerde over het water naar het eiland der gelukzaligheid, waar de tuin van het Paradijs bloeide.

Daarna daalde de bodem nogmaals; soms gingen wij om puntige rotsen heen, in wier holen en spleten groote schaaldieren op hunne hooge pooten stonden, evenals kanonnen op hunne affuiten, en ons met starende oogen aankeken; voor onzen voet kropen palingen, zeeslangen en een soort inktvisschen, die hunne voelarmen zoolang als zij konden uitrekten.

In het riet namelijk zagen zij een groot stuk net liggen, dat zeker door de visschers weggeworpen was. Karel zag het het eerst. "Kijk eens, Jan, dáár," zei hij. "Daar ligt een groot stuk net. Laten wij daar de palingen in doen, dan kunnen zij niet ontsnappen en hebben wij er geen last meer van." "Daar zeg je zoo wat," zei Jan. De jongens haalden het net uit het riet.

De lastdieren met onze bagage waren reeds vóór het aanbreken van den dag vertrokken, want wij zouden een langen tocht hebben af te leggen. Even voorbij de stad komen wij bij de oude fontein van Arethusa, waar de Romeinen tamme visschen en palingen hielden, die met versche kaas werden gevoed.

Met leede oogen zagen zij de visschers met hunne palingen heengaan, en Jan sprongen van spijt de tranen in de oogen. De burgemeester liet zijn blik nog een poosje op de jongens rusten, en zei toen ernstig: "Ontkennen baat niet langer, jongens. Je hebt je aan een ernstig vergrijp schuldig gemaakt en..." "Maar we hebben het niet gedaan," riep Jan uit. "Zwijg jongen, en lieg niet langer.

't Gebeurde zoo onverwachts, dat hij er hevig van schrikte. Met een gil liet hij den emmer op het ijs vallen, en alle palingen kronkelden in het rond. "Jou ezel!" riep Jan uit. Maar veel tijd tot praten had hij niet, want hij moest dadelijk aan het vangen. En 't ging lang niet gemakkelijk, om de dieren weer in den emmer te krijgen, vooral nu hij alles alleen moest doen.

Zij zagen, dat het een palingfuik wast geweest. Op verschillende plaatsen was het stuk. "De visschers hebben het zeker weggegooid," zei Jan. "En ons komt het mooi te pas." Zij deden de palingen in het net en bonden het dicht met een touwtje, dat Jan in den zak had. "Zie zoo, nu zitten ze goed bewaard," zei Jan. "Ja, lekker warm. Ze zullen nu geen last meer van de kou hebben.

»Allemaal witvischjes, Overste, voor den minderen man," antwoordde Aelbert. »De lekkerste visch hebben wij hier in de kaar, paling, om van te watertanden." Hij deed het deksel van de kaar, greep een schepnet, en wilde de palingen opscheppen, maar met voordacht deed hij dat zoo onhandig, dat de dikste beesten hem telkens ontsnapten.

En 't was inderdaad een prettig werkje voor hen, want zij vingen veel meer, dan zij verwacht hadden. Er waren palingen bij, wel zoo dik als hun pols. De jongens hadden de grootste moeite, om die dikke beesten in het emmertje te houden. Telkens keken de koppen boven den rand uit, en eens, toen het Karels beurt was om den emmer te dragen, kronkelde plotseling alweer zoo'n dier tegen zijn arm op.