Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 8 juli 2025


De geheele onderzijde is geelachtig wit. Het vaderland van den Aard-eekhoorn van de Oude Wereld bestaat uit een groot deel van Noord-Azië en een klein stuk van Oost-Europa. Hij is een woudbewoner en komt zoowel in naaldboombosschen als in beukenbosschen voor, het veelvuldigst echter daar, waar vele Russische ceders of arven groeien, welker (ook voor den mensch) bruikbare zaden, hij gaarne eet. Onder de wortels van deze boomen graaft hij zijn tamelijk kunsteloos, eenvoudig hol, dat uit het eigenlijke nest en één, twee of drie voorraadkamers bestaat, welke ruimten het dier door een lange gekronkelde gang kan bereiken. Het voedt zich met zaden en bessen, maar vooral met noten en graankorrels; van deze beide voedingsmiddelen bevatten zijne voorraadschuren in sommige winters 5

Volkomen tam worden zij nooit, altijd blijven zij vreesachtig en toonen lust tot bijten. Deze diergroep omvat een tamelijk groot aantal soorten, die over Middel-Europa, Noord-Azië en Noord-Amerika verbreid zijn. De meeste bewonen de vlakten, eenige echter leven juist in de hoogste bergen van hun vaderland.

In vroegere tijden heeft het Auerhoen ongetwijfeld alle groote, samenhangende wouden van Noord-Azië en Europa bewoond, thans is het in vele gewesten geheel uitgeroeid. Toch is zijn verbreidingsgebied nog altijd zeer uitgestrekt. Van Klein-Azië, Griekenland, de Cantabrische gebergten en de Pyreneën reikt het door Lapland tot de Noordelijke IJszee en oostwaarts door Rusland, tot Kamtschatka en China. In Engeland, Ierland, Nederland en Denemarken, voorts in Amerika, Afrika en Australië ontbreekt het Auerhoen geheel; zeer zeldzaam is het tegenwoordig in Opper-Italië, Frankrijk en België, overvloediger in de Duitsche, Oostenrijksch-Hongaarsche en Zwitsersche Alpen en in de Middelgebergten van deze landen, in de Balkanstaten, in Rumenië, in Schotland, het talrijkst in Noorwegen, Zweden, Europeesch en Aziatisch Rusland (met uitzondering van het zuidelijkst gedeelte van Europeesch Rusland en van den Kaukasus). Oorspronkelijk was het geen bewoner van het gebergte. De bebouwing van den grond heeft het echter, evenals verscheidene andere "Alpendieren", langzamerhand teruggedrongen naar de kalmere, boschrijke bergstreken; in Duitschland is zijn verblijf in de vlakte beperkt tot eenige weinige dennenbosschen (in de Lausitz op de Tucheler Heide), die het bijzonder gaarne bewoont. Het begeeft zich naar het noorden tot den 70en graad N.B. en naar boven tot een hoogte van 1500

Geheel Europa, Middel- en Noord-Azië vormen het broedgebied van het Porceleinhoentje, dat in den winter Zuid-Europa, Noord- en Middel-Afrika en Zuid-Azië bewoont. Het komt bij ons in April aan en vertrekt in September of October. Vele exemplaren trachten hier te overwinteren, maar vinden daarbij meestal den dood. Des zomers houdt het bij voorkeur verblijf op natte, met vele sloten doorsnedene, met riet en zeggen begroeide weiden, bijna even gaarne in echte moerassen of broeklanden, nooit echter op open watervlakten. Beschut door het hooge gras leidt het hier een eenzaam en verborgen leven. Over dag beweegt het zich weinig, tegen den avond wordt het wakker; gedurende den geheelen nacht is het aan den arbeid. In levenswijze en gewoonten komt het veel met den Kwartelkoning overeen. Slechts in één opzicht schijnt het zijn verwant ver te overtreffen: het zwemt en duikt uitmuntend. Zijn loktoon is een wel luid klinkend, maar meer kwiekend dan fluitend geluid; bij 't minnekozen hoort men van 't mannetje en wijfje een kort "oeïet", te vergelijken met het geluid, dat een vallende waterdruppel in een vollen waterbak veroorzaakt, bij angst een kwakend geschreeuw. Daar het op zijn onvergelijkelijke bekwaamheid in het wegschuilen vertrouwt, is het volstrekt niet schuw, maar laat den Hond of den mensch dikwijls zoo nabij komen, dat zoowel deze als gene het pakken kan. Het laat zich gemakkelijk temmen en wordt dan zeer gehecht aan zijn verzorger. Het nest, dat los en grof gevlochten wordt van riet en zegge-bladen, terwijl biezen, grashalmen en andere fijnere stoffen het van binnen bekleeden, staat geregeld op een weinig toegankelijke, dikwijls aan alle zijden door water omringde, op geenerlei wijze in 't oog vallende plaats. Tegen het einde van Mei of het begin van Juni bevat het 9

Het verbreidingsgebied van den Egel omvat niet alleen geheel Europa met uitzondering van de koudste landen, maar ook het grootste deel van Noord-Azië: men vindt hem in Syrië, zoowel als in West- en Zuidoost-Siberië, en wel in een toestand die van groot welvaren getuigt; want hij verkrijgt daar, evenals in de Krim, een veel aanzienlijker grootte dan bij ons.

Zoo liet hij zijn eigen hoogbegaafden zoon Crispus en zijne gemalin Fausta om het leven brengen. Eerst, toen hij op 65 jarigen leeftijd zijn einde voelde naderen, liet hij zich doopen. Den 22 Mei 337 blies hij den laatsten adem uit. Omstreeks het jaar 375 kwam uit de steppen van Noord-Azië een woest ruitervolk, de #Hunnen#, te voorschijn. Schrik en angst gingen voor hen uit en geen wonder!

In het herfstkleed zijn de witte vlekken zeer klein en de zijden van den krop donkerder. Totale lengte 26, staartlengte 4 cM. Middel- en Noord-Europa benevens Middel- en Noord-Azië bevatten de broedplaatsen der beide laatstgenoemde soorten van Ruiters; hun verbreidingsgebied omvat nagenoeg geheel Europa, Azië en Afrika.

Woord Van De Dag

galoppeer

Anderen Op Zoek