United States or Saint Kitts and Nevis ? Vote for the TOP Country of the Week !


De Kwartelkoning bewoont het liefst vruchtbare vlakten, zonder evenwel het heuvelland te vermijden, vestigt zich bij voorkeur op weiden, die door korenvelden omgeven of in hun nabijheid gelegen zijn, houdt echter evenmin van zeer vochtige als van zeer droge terreinen en schijnt dikwijls lang te moeten zoeken, voordat hij de rechte verblijfplaats vindt.

In alle overige opzichten is de Kwartelkoning zeer aanbevelenswaardig voor de kooi; hij is een van de grappigste en gezelligste Vogels, die men houden kan.

Het volk meent, dat hij de Kwartels aanvoert en regeert; ook de Grieksche jagers beweren stokstijf, dat bij iedere vlucht Kwartels zich als aanvoerder een Kwartelkoning bevindt. Het is niet bekend, hoe het volk tot deze meening gekomen is, daar onze Vogel in aard volstrekt niet op den Kwartel gelijkt en niet eens in denzelfden tijd als deze trekt.

Bij ons en in Duitschland wordt de Kwartelkoning soms toevallig met andere Vogels gevangen; in Spanje en Griekenland wordt hij veelvuldiger geschoten en geregeld op de markt gebracht, omdat men hem onder de smakelijkste soorten van wild rekent. Het oog is donker roodbruin, de snavel aan den wortel oranjerood, overigens tot aan de vuilgeelachtige spits citroengeel, de voet geelachtig groen.

Geheel Europa, Middel- en Noord-Azië vormen het broedgebied van het Porceleinhoentje, dat in den winter Zuid-Europa, Noord- en Middel-Afrika en Zuid-Azië bewoont. Het komt bij ons in April aan en vertrekt in September of October. Vele exemplaren trachten hier te overwinteren, maar vinden daarbij meestal den dood. Des zomers houdt het bij voorkeur verblijf op natte, met vele sloten doorsnedene, met riet en zeggen begroeide weiden, bijna even gaarne in echte moerassen of broeklanden, nooit echter op open watervlakten. Beschut door het hooge gras leidt het hier een eenzaam en verborgen leven. Over dag beweegt het zich weinig, tegen den avond wordt het wakker; gedurende den geheelen nacht is het aan den arbeid. In levenswijze en gewoonten komt het veel met den Kwartelkoning overeen. Slechts in één opzicht schijnt het zijn verwant ver te overtreffen: het zwemt en duikt uitmuntend. Zijn loktoon is een wel luid klinkend, maar meer kwiekend dan fluitend geluid; bij 't minnekozen hoort men van 't mannetje en wijfje een kort "oeïet", te vergelijken met het geluid, dat een vallende waterdruppel in een vollen waterbak veroorzaakt, bij angst een kwakend geschreeuw. Daar het op zijn onvergelijkelijke bekwaamheid in het wegschuilen vertrouwt, is het volstrekt niet schuw, maar laat den Hond of den mensch dikwijls zoo nabij komen, dat zoowel deze als gene het pakken kan. Het laat zich gemakkelijk temmen en wordt dan zeer gehecht aan zijn verzorger. Het nest, dat los en grof gevlochten wordt van riet en zegge-bladen, terwijl biezen, grashalmen en andere fijnere stoffen het van binnen bekleeden, staat geregeld op een weinig toegankelijke, dikwijls aan alle zijden door water omringde, op geenerlei wijze in 't oog vallende plaats. Tegen het einde van Mei of het begin van Juni bevat het 9