Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 mei 2025
De blik, die nu door neevlen ziet, Wordt ras glimlachende opgeslagen; Want pijnlijke uren, dorre dagen, Zijn heilbeloften voor 't verschiet! Daar is een dag van licht en vrede Voor elken zwarten, bangen nacht; En houdt de Droefheid te avond wacht, De morgen brengt de Vreugde mede. O gij wier oog, de jaren door, Met bittre dropplen 't graf beparelt!
Toen stond hij op, verwonderd: neevlen drongen Overal áán, en plots ... een donker blok Komt dreigend door die misten opgesprongen ... Hij wankelt door den donderenden schok ... "Is dat de Dood? ontvang me ..." en willig glijdend Valt hij de diepte in, zwijgend, de armen breidend.
Ja, valsch en bedrieglijk, met doornen bezwaard, Met neevlen omsluierd, is 't leven op aard: Toch weet ik een hoekjen, dat Eden beschaamt, Door de Englen HET LAND VAN DE LIEFDE genaamd. Woedt elders de bliksem in blaakrenden gloed, Versterft ieder bloemtjen in tranen en bloed, Hier drijven de stormen verschoonend voorbij: In 't LAND VAN DE EEUWIGE LIEFDE is het eeuwige Mei!
Zie hoe de onstuimge zee van neevlen breekt In purper schuim, en juist aan onzen voet! Zij rijst als de oceaan bij manetoover Rondom schipbreukelingen zonder voedsel Op een laag, slijkig eiland. De wolkflarden Verspreiden zich naar boven. 'k Voel den wind Die ze optilt warren in mijn haar; de golven Drijven over mijn oogen nu, mijn brein Duizelt; ziet gij gedaanten in de mist?
Nimmer zal de ziel vergeten Schoone wereld waar zij leerde Wat gemis niet had geweten Dat zij de eeuwen lang begeerde: O te lachen, o te weenen, Zich in lach en tranen geven, Tot te lachen of te weenen Wordt der lichte ziel om 't even: O te weenen, o te lachen Tot de neevlen zijn doorschenen, En haar weenen wordt als lachen, En haar lachen is als weenen: Land van lachen en van schreien Tot de stille dood haar strekte, Waar haar smart en haar verblijen Al de zuivere echo's wekte,
Licht óp uw oogen, Dat ik uw droom daar leze. 'k Zeide reeds, Hoe 'k aan zijn voeten sliep met ons Zee-zuster. De neevlen van 't gebergte, op onze stem Onder de maan verdichtend, hadden zacht Hun sneeuwge vlokken uitgespreid, beschermend Onzen vervlochten slaap voor 't snijdend ijs. Twee droomen kwamen toen. Een is me ontgaan.
Vreemd verwrongen wilgen kreunen, 't haar Woest schuddend; 't riet zucht steunend, als gebogen, Angst-gedreevnen vluchten neevlen... Maar De anders door elk minst gewaai bewogen Molen, nu onder 't wild wolken-jagen, Tusschen 't zwiep-gegolf van wilge' en weiden, Staat onwrikbaar. Beeld van tragisch lijden, Licht bewoogne' in hoogste smart niet kunnend klagen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek