Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 juli 2025
Molly deed wat menschelijk te begrijpen is: ze liet zich vallen, plaste met de van heriditeit getuigende pootjes in de lucht en begon een langgerekt, erbarmelijk gejank. "Wacht! Ik zal jou krijgen!" Op den weg lag een oude schoen. Wies pakte 'm beet, voorzichtig, bij een onbeschimmeld plekje, mikte en wierp 't instrument naar de overzij op 't weiland.
Den volgenden middag verschijnen ze tegelijk met hun boterhammetje aan tafel. Zus Molly, haar hartediefje, is wat verkouden. Wanneer Treesje 's middags uit school komt, ziet ze haar bed verplaatst. En dat blijft zoo, zegt Moeder gedecideerd. Vader vindt het beter, dat Molly voorloopig aan den zonnekant slaapt. Treesje zou zich wel schamen, daartegen te pruttelen.
"Wil je weggaan, smeerpoes!" "Kischt! Kischt!" Molly nam intusschen een verdedigende houding aan, bromde en knorde als een tijger. In kringetjes sloop de bruinharige rond haar, schoot plotseling ongeduldig toe, pakte Molly in haar blauwe pakje en gromde op zijn beurt. "Kischt! Kischt!" "O Mollietje! Engeltje! Schatje!"...
Als ze lachte liet ze d'r tanden zien. Ze had een paardengebit, een groot, sterk, regelmatig, geel paardengebit. Lachte ze bijzonder lichtschuw, dan kwam óók 't bloedloos tandvleesch te zien. Molly was het hondje. Het hondje van Mies, ofschoon hij ook luisterde naar Wies. Ik spreek daar van "hij". Dat is minder juist. Molly was een teefje.
"Dat zou ik hem wel eens willen zien probeeren," zeide Legree met een woesten grijnzenden lach. "Zouden we niet, Sambo?" "Denk nog al, ha, ha!" antwoordde de zwarte pluimstrijker, gedienstig lachende. "He, wat een pret! Hem in de modder te zien steken, en door de struiken rennen, met de honden op het lijf. Ik dacht te barsten van lachen, toen we Molly vingen.
Om verwarring te voorkomen, zal ik haar tijdelijk mannelijk maken. Molly was een bastaard. Dat wil zeggen: hij was niet bepaald hazewind en niet bepaald fox en niet bepaald taks. Hij had van elk wat. De herediteit der vermenging drukte zwaar op zijn kop en zijn pooten. Meer was van hem niet te zien.
Lobbesachtig, met eenige verbazing, wát of die twee juffrouwen met zijn zaken te maken hadden, keek de vieze op. "Kischt! Kischt!" De schoen had hem niet geraakt. Voorzichtig, maar vastberaden ging hij voort met de beruiking van het hondendekje, dat hij belangrijk scheen te vinden, terwijl Molly, bibberend, met ingehouden najankertjes, zich niet langer tegen de kennismaking verzette.
Mies pakte hem in een hondendekje als ze ging wandelen, een snoezig dekje van blauw laken met gele randen en roode bandjes. Ongeveer, luidens deze zeer onmachtige beschrijving, liepen Wies, Mies en Molly langs den Amstel, halfweg Kalfje. Molly vooruit, snuffelend tusschen het gras en matig dikwijls zenuwachtig neerzakkend op de gespreide achterpooten. "Is-die nou eindelijk zindelijk?" vroeg Wies.
Beneden klonken de stemmen. Op haar knieën liggend, de vuist ballend, snikte ze schor, hard-op, heesch... "... Was je maar dood gegaan... Jij!... Jij!"... Wies en Mies liepen met Molly langs den Amstel, halfweg Kalfje. Wies was een dikkert. Ze had een kort, slobberig lijfje. Ze had een hoofd en twee voeten. Dit laatste is zeker niet bijzonder.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek