Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juli 2025
Het was hem alsof zijn lijf openging, en hij met zijn hert bloot stond tegenover het inwezen van de wereld: iets van de ziel der aarde voelde. Hij scheen zichzelf een reus te zijn, en even groot gelijk de wereld. En hij zei: "Een menscheziel is nog zoo klentjes ni!" Hij reed voort en zijne oogen kost hij niet gelooven. Dat purpel! dat purpel!
De vreemdste gewaarwordingen bedrongen mijn menscheziel in mijn ezelelijf. Als mensch-in-ezel was ik zeer verontwaardigd, dat mijn knecht Davus mij bestegen had, mij spoorde met zijne hielen en met mij den stoffigen heirweg afstormde. Ik draafde hevig, met de hoeven tegen mijn onderlijf.
En vergat ik soms wie ik geweest was en werd het mij dof en stomp in mijne verstomming of langzaam in mij verstierf mijn menscheziel in mijn vorm van dier... Eenmaal een huiveringwekkende stormnacht waren de houthakkers beneden in de hoeve gebleven, van waar het gehakte hout verder vervoerd werd, en was ik alleen gelaten boven in mijn stal op den bergtop.
Toen, vóor de kloof, viel ik in een. Ik voelde mij of mijn menscheziel ontsnappen zoû aan mijn dierelijf in mijn zwoegend ezelgehijg. Mijn oogen puilden mij uit den kop; mijn staart voelde aan als uitgetrokken aan mijn ruggegraat. Rondom mij lagen de drie dikke zwijnen, zwoegende ook, vlak op de flanken ter neêr.
Honger leed ik en armoê, de stille ellende van een afgebeuld beest, dat nooit met een andere klacht dan met belachelijk gebalk zijn smart kan uiten en daarbij gevoelde ik in mijn menschehersenen dien vreemden angst eenmaal héelemaal ezel te worden en alles te verliezen wat in mij nog school van mijn menscheziel; want meer en meer voelde ik mij ezel worden: ik had de koppighedan van den ezel, zelfs al regende het stokslagen over mijn rug; ik had het geduld ook soms van den ezel, zijne filozofische gelatenheid als ik mij schikte en maar, hout-beladen, voorzichtig afdaalde tusschen rotsblok en boomwortel om, beneden ontladen, weêr op te stijgen, een oogenblik herademend, naar nieuwen last, die mij wachtte.
Zie waar de Geesten van de menscheziel Naadren in zoet geluid als heldre sluiers. De zingende rei Bereiken wij, De wervling van blijdschap draagt ons nabij; Als de vleugel-gevinden, Die 't diep niet kan binden, Zeevogels half-sluimrend in 't luchtruim vinden. Waarvandaan komt gij, zoo wild en met spoed?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek