United States or Chad ? Vote for the TOP Country of the Week !


De deur werd hersloten. Zij, in de weer volgroeide stilte, had zich afgekeerd, lachte naar de zijde van het verscholen geluid , hij onrustig, stapte heen en weder de hal door, de handen in de broekzakken, nijdigjes, onlekker, half-verveeld, half in kribbigheid van 'n malle schaamte. As je 'n meissie zóo ankeek, zoo smérig ankeek, zoo minuten-lang zij je oogen vasthield, in zich nam, zonder verzet, zonder weerstand, asof ze zich g

"Piet," zei ze met aanzwellende kribbigheid, "hier heb je je zakboekje met je laatsten wil." "Dank je, kind." "Pièt, 't is goed dat 'r niks van gekomen is." "Dat is 't, kind." "Nee, d

Betsy moest er iets over zeggen, het kon zoo maar niet voortgaan. In deze ergernis, in deze kribbigheid was zij zeer prikkelbaar en kortaf en wanneer zij Eline of Vincent niet met tallooze kleine hatelijkheden, als met speldeprikken, kwetste, vaarde zij uit tegen de meiden en Gerard, tegen Ben en Henk.

Nadat het mededoogen van Betsy zich in een zusterlijke verpleging geuit had, werd zij al meer en meer verteerd door een heimelijk ziedende kribbigheid. Het was dan ook alleronaangenaamst, dat Eline haar engagement verbroken had. En in Godsnaam, waarom, waarom? Zij, Betsy, begreep het niet; met den besten wil van de wereld begreep zij het niet.

Verleden op het bal bij de Eekhofs ... Suzette draafde door; gedecideerd, die Suzette was niet te houden van middag; zij hoorde zeker al de castagnetten van haar Spaansch costuum in heur hersentjes klepperen. Jules was in een bui van kribbigheid geraakt, maar hij hield zich stil bij de jongens, in een raam. U is niet erg gesteld op Quaerts, niet waar, tante? vroeg Anna.

Er was niets anders gebeurd dan dat Vincent, die zich reeds, vóor er gebeld was, in de eetkamer bevond, uit een karaf wijn zijn glas had ingeschonken. Betsy kwam juist binnen, toen hij dronk en in de overmaat harer kribbigheid al hare vroegere vrees voor Vincent vergetend, voer zij woedend op hem los en verweet hem in de hevigste termen zijne onhebbelijkheid.

Fèn sau'n mèskeroade hep ikke nie terug ... lachte Neel om Stijns kunstig zoethouden van Sien. Bij Lien, Mien of Jansje griende ze altijd, in slaap-gestoorde kribbigheid. En nu had ze zich door Stijns zachte deuntjes-stem heelemaal laten omzingen. Zonder een knorretje was bleek Sientje knikkebollend op zijn arm ingeslapen en droeg hij haar de duffe achterkamer in.