Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 mei 2025


Als de een of andere boer eens door zijn koolrapenveld liep, zag hij dikwijls het spoor zijner enorme voeten, en het bewijs van zijn knagenden honger hier en daar was een raap uitgetrokken, en de hierdoor ontstane gaten had hij dan weder, met kinderlijken list, onbeholpen dichtgemaakt. Hij at een koolraap zooals men een radijs eet.

Voordat hij hem uitgegraven had, dacht hij daar niet over: toen was het hem genoeg, dat de plant zijne plant was en dat ze groeide, zooals geene ooit deed. Maar nu was het anders: plezier aan het groeien kon hij nu niet meer hebben. De aarde was eenmaal losgewoeld, daar lag de koolraap. Hij haalde een touw en mat er de dikte en de hoogte van den knol mee.

Maar al gauw begreep hij, dat het alles eene grap was, en toen lachte hij mee met de vroolijke menschen, en lachend reed hij door de rijen soldaten, die groote moeite hadden, om ernstig te blijven kijken. De koning had gelukkig nog meer van den arme gehoord, dan alleen, dat hij de koolraap kwam brengen.

En in plaats van zich te verheugen, werd hij boos en afgunstig in zijn hart. "Zoo'n gewone, grove koolraap, een mooi present voor een' koning, dat moet ik zeggen," spotte hij. "'t Lijkt wel, of de koning niet recht bij zijn verstand is, dat hij mijn' broer daarvoor zooveel gegeven heeft! Wat moet hij dan wel niet geven voor iets moois en kostbaars, voor iets van groote waarde!"

Samen gingen ze nu naar den akker, waar de koolraap gegroeid was; en de boer, die bij 't verhaal van den arme zijne ooren bijna niet had kunnen gelooven, wreef zich nu de oogen, omdat hij wezenlijk niet wist wat hij zag. "Wel verbazend," riep hij, "dat mag in de krant! Zoo'n dikke dame kan wel een heelen wagen voor zich alleen gebruiken met twee paarder er voor." En zoo gebeurde het.

De jongens liepen nog een heel eind mee den weg op en zwaaiden met hunne mutsen, de meisjes wuifden nog uit de verte met hunne zakdoeken. Ieder lachte en had pret om de dikke koolraap, en ieder was even nieuwsgierig, wat toch de koning wel zeggen zou. En de arme zat met een vergenoegd gezicht op den bok, knikte ieder vroolijk toe en klapte lustig met de zweep.

De dikke koolraap op den troon zwaaide met haar gouden staf, en de kleine koolrapen riepen alle tegelijk: "Leve onze koningin, hoera voor de koningin van de koolrapen!" Toen werd de arme wakker, en hij sprong vroolijk op. "Ik weet het, ik ik weet het," riep hij, "eene koningin past bij een' koning. Ik breng de koolraap naar den koning!"

Nu wist hij alles, wat hij verlangd had te weten. Maar wat te doen met zijn' schat! Zou hij de raap opeten? Zeker zou hij er heel lang genoeg aan hebben: hij was maar alleen, 't zou een heele voorraad voor hem zijn. Maar neen, daar kon hij niet toe komen. Daartoe was zijne koolraap hem te lief. Zou hij haar verkoopen, verkoopen voor een beetje geld, alsof het iets heel gewoons was?

Rustig zou hij haar laten groeien, tot ze niet meer groeien kon en het tijd werd, om de koolraap uit de aarde te nemen. Maar kijken naar zijn' schat, dat mocht, en dat deed de arme dan ook trouw, 's Morgens heel in de vroegte, als de dauw nog op de bladeren van zijne plant lag, was hij al op den akker en zag er de zon glinsteren in de dauwdroppels.

Dat was nu heel mooi bedacht; maar hoe zou de arme dat aanleggen! In eene mand pakken en dragen, daar was geen denken aan. Hij kon den knol niet eens alleen optillen, daar zouden wel twee, drie, mannen voor noodig zijn. En met optillen was het ook niet alleen te doen. De koning woonde ver weg hoe zou de koolraap daar komen! .... Hulp vragen, dat was het eenige.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek