Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 juli 2025
Het land was een weelde van fijne koleuren en teedere tinten. De sneeuw lag er nog bij plekken, en er hongen heel fijne nevelen, die de verten bewasemden, en het rood der daken en het zwart der boomen verzachtten. Door de nevelen weefde de waterzon de weelde van haar jongen glans. En de verten waren daardoor lijk oude tapijten.
De klaprozenplek trok over heure wijdheid al het zonlicht naar haar koleuren, en 't was lijk een groote vijver bloed. Het water liep zoo maar uit Pallieter zijn oogen, en hij zei, met een zucht van bewondering: "Och, Sint-Jan, worroem staat da' ni in oewen apokalips?"
Zij spande zich over heel de wereld, in een droom van de heerlijkste koleuren, zoodat het land ervan inzakte en de boomen ervan kraakten! O, het onvolprezen fruit, dat het heiligste van het leven is, omdat het de ziel en het bloed der aarde heeft opgezogen en in zich verborgen houdt, het had de wereld overweldigd en verblind!
"'t Is precies of da'k man ziel uitblaas," zei hij. En als ze twee kinderkoppen groot was, zwaar wegend van de koleuren, loste hij ze met een klein schokje van de pijp en zie de ijle bel steeg langzaam in de blauwe lucht. "Wad e schoen dinge, 't is zonde da' k da' ni on man plafon kan hange!"
Wat was het toch schoon, in die zilveren zon die glimmende krobben, waarop bruin, groen blauw en rood goud weg en weer danste, die witte, ros en grijze stippeling der kloeke vleugelen, de roode en gele bekken en pooten, de bloedroode kammen en de sterkgebouwde en lenige steerten vol wemelende koleuren lijk in de schelpen van de zee.
Ze wisten niet dat ze van vóór of van achter leefden en Pallieter zei daaruit: "nen boer me' verstand is e' staal van ne mensch." Wat later trokken ze tegelijk den hof in, in afwachting van de processie. Ze waren in groepjes verdeeld, en in dat rijke groen en schoone bloemen vlamden de koleuren van hun zijden halsdoeken.
Ze waren wel met veertig, en 't was een ritseling en klatering van koleuren die tranen in de oogen keutelde. Ze sprongen over de slootjes, liepen achter elkaar en plukten hun armen vol bloemen en peerdesteert. Doch drie begijntjes kwamen hen berispen en joegen hen naar huis, maar de kinderen lachten er mee, sloten hen in een kring en dansten er zingende rond.
De zijden pompadoeren sjaals wemelden en blonken; het zwaar goud schitterde en al die hagelwitte kanten mutsen, het zilverblond haar der jonge deernen, de bonte foulards der mannen, en een heidergroene dragondersoldaat, dat was een feest voor een schilder; en en dan! er was veel zwart, zijden en katoenen zwart dat die koleuren en de vruchten op tafel nog feller blinken deed.
Er waren er van alle koleuren; bloedroode, botergele, blauwe, groene, anderen bespikkeld, gestreept, met krullen en bollen; er waren er bij met een haantjen op, met een manneken, een lachende zon, met bloemen en boomen. Alles om ter hevigst van kleur, en nu ze daar lagen in de struiken, op den grond, waren het als vreemde vruchten, ineens, bij een gril der zon, gegroeid.
Dat alles ondereen en overhoop, een rijkdom van koleuren, en een wolk verspreidend, die zieken kon genezen en de vogelen bedwelmde. 't Was heel het leven dat daar lag! Een trofee voor een God! Voorzichtig trok Loebas het zware karreken naar het schip en Pallieter, Charlot en de pastoor liepen er nevens met de vreugd op hun gezicht. Och, 't waren hier toch zoo'n twee gezellige kamerkes!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek