Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 juni 2025


In de oudste bezinksels der Juraperiode, in het trias, heeft Oswald Heer, alleen in Zwitserland, tweeduizend exemplaren gevonden, aldus verdeeld over 143 soorten: Rechtvleugeligen 7 soorten. Netvleugeligen 7 soorten. Schildvleugeligen 116 soorten. Vliesvleugeligen 1 soorten. Halfvleugeligen 12 soorten. Men ziet, dat de schildvleugeligen de groote meerderheid uitmaken.

De tweede periode van het secundaire tijdperk, heet de Juraperiode, omdat het Juragebergte, dat eerst later is opgeheven, grootendeels bestaat uit formaties, die in deze periode bezonken zijn. Deze periode wordt weder onderverdeeld in de lias- en de oölietperiode. De derde periode heet de krijtperiode, omdat de formaties, toen door de zee afgezet, bijna geheel uit krijt bestaan.

Al weten wij nu, dat er in de Juraperiode waarschijnlijk meer water viel dan thans, en dat de regen zich over het geheele jaar regelmatiger verdeelde, dan thans op de genoemde eilanden het geval is, toch mogen wij uit het groote aantal zoetwaterinsecten opmaken, dat de eilanden der Juraperiode zeer groot waren.

Tijdens de Juraperiode huppelden in Frankrijk en Engeland kleine krekels in de struiken, de waterjuffers schommelden door de lucht, de kakkerlakken en witte mieren zochten hun voedsel in de bosschen, en vroolijke zwermen van waterkevers verlustigden zich op de oppervlakte van het water. Ook vond men daar reeds de sprinkhanen met hunne onharmonische en knersende geluiden.

Wij moeten, om onze beschrijving van de merkwaardigste van alle perioden vóór de geboorte van den mensch, volledig te doen zijn, hier nog bijvoegen, dat de plantenwereld gedurende de verschillende tijdperken der Juraperiode van het laagste lias tot aan de bovenste oölithlaag, niet zulke scherp begrensde en karakteristieke vormen vertoont als het dierenrijk.

Die eerste lagen heeten lias of zwarte Jura. Daarboven hebben zich lagen van eenen anderen aard afgezet, voornamelijk fijnkorrelig kalksteen, dat doet denken aan eene verzameling visscheneieren. De formatie der Juraperiode kan dus in twee hoofdafdeelingen verdeeld worden, de lias en de oölithische formatie.

Wel is het waar, dat de amphibiën en de kruipende dieren reeds dagteekenen uit de steenkoolperiode, misschien zelfs uit het devonische tijdperk, doch eerst in het permische tijdperk ontwikkelen zich de amphibiën, terwijl de kruipende dieren eerst in het secundaire tijdperk, en vooral in de Juraperiode, eene hoofdrol zullen spelen.

De pooten zijn langzamerhand verdwenen. Ook de vogels hadden de kruipende dieren tot voorouders. Die zoo rijke Juraperiode heeft zich over een zeer groot tijdvak uitgestrekt. Onmiddellijk na de laatste triaslagen heeft zich eerst zandsteen afgezet, daarna mergel met koolzure kalk vermengd. Men vindt daarin vele fossielen, vooral schelpen, ammonieten enz.

Doch welk wezen had op dat woeste strand der Juraperiode behoefte om eene vlucht te nemen, teneinde een zoo klein gebied te doorloopen. Daarom ontbreken de vogels nog. Als het eerste spoor van eenen vleugel verschijnt, is het de vleugel van een reptiel, den pterodactylus, met den getanden muil van eene hagedis, en twee vliezige vleugels.

De krijtperiode, die op de Juraperiode volgt, voltooit de geschiedenis der secundaire periode. De krijtperiode Indien gij, waarde lezer, met aandacht blz. 179 van dit werk beschouwt, en de doorsnede van den Artesischen put van Grenelle te Parijs bestudeert, dan hebt gij de beste voorbereiding voor de studie der laatste periode van het secundaire tijdperk, de krijtperiode.

Woord Van De Dag

reichshofen

Anderen Op Zoek