Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 mei 2025


Die eerste lagen heeten lias of zwarte Jura. Daarboven hebben zich lagen van eenen anderen aard afgezet, voornamelijk fijnkorrelig kalksteen, dat doet denken aan eene verzameling visscheneieren. De formatie der Juraperiode kan dus in twee hoofdafdeelingen verdeeld worden, de lias en de oölithische formatie.

Even als de Duitschers van het Zuiden, zoo hebben ook de stammen van het midden, van den Rijn als hunne basis, naar het Oosten gewerkt. Deze Rijn is de eenige der groote rivieren, die in het leven van alle drie hoofdafdeelingen van het Duitsche volk, dus ook in het hart van allen ingegroeid is. De Donau gaat bijna alleen de Zuid-Duitschers aan.

Ook de diersoorten van deze hoofdafdeelingen zijn met weinige uitzonderingen straalsgewijs symmetrisch van bouw. Bij verscheiden Holtedieren zet zich in den lichaamswand eene harde zelfstandigheid af, die ook na den dood blijft bestaan; daaruit zijn opgebouwd de roode koralen, die voor de vervaardiging van verschillende sieraden dienen, alsmede de polypen, welke de "koraaleilanden" vormen.

Het algemeen voorkomen van die drie hoofdafdeelingen is zeer verschillend. Tusschen de Mania en de Mahajilo stroomen de talrijke zijtakken der beide groote rivieren ieder langs afzonderlijke bergen, die elk zoozeer hun eigen karakter dragen, dat de inboorlingen er een eigen naam aan hebben gegeven.

Bij de dieren evenwel zijn in het algemeen de betrekkingen, die de groote groepen characteriseeren veel gemakkelijker te onderscheiden. Verscheidene zulke groepen werden dan ook reeds bij het begin van de beoefening der natuurlijke historie als zoodanig herkend. Zoo verdeelde Aristoteles de dieren in twee hoofdafdeelingen, "klassen", t.w. 1e.

De Oostersche rassen behooren oorspronkelijk thuis in Azië en Afrika, vooral in de landen van de gematigde zone dezer werelddeelen, zooals blijkt uit de namen die aan de vier hoofdafdeelingen van deze groep gegeven zijn: het Barbarijsche of Berber-ras, het ras der Nijllanden, het Arabisch-Perzische ras en het Mongoolsch-Tartaarsche ras.

Er valt dus te bewijzen, dat de trapsgewijze reeks der dieren voornamelijk de groepeering der hoofdafdeelingen aangaat, en niet die der soorten of genera. Die reeks dan kan nl. slechts bepaald worden door de plaatsing der grootere groepen klassen en grootere families omdat deze elk een eigen bijzonder orgaanstelsel vertoonen.

Om zoo nauwkeurig mogelijk aan te geven, welke dier- of plantensoort men bij eene bespreking bedoelt, vermeldt men naast de Nederlandsche benaming ook den wetenschappelijken naam. Men verdeelt het Dierenrijk gewoonlijk in zeven hoofdafdeelingen, nl. I. Gewervelde dieren, II. Gelede dieren, III. Wormen, IV. Weekdieren, V. Stekelhuidigen, VI. Holtedieren of Coelenteraten, VII. Protozoën.

Maar dat, als wij de natuurvoorwerpen naar hun natuurlijke betrekkingen rangschikken, die scala slechts tusschen de hoofdafdeelingen merkbare trappen vertoont, en niet bij de soorten, of zelfs bij de geslachten.

Men verdeelt dus het Dierenrijk in Hoofdafdeelingen, deze in Klassen, die men weer in Orden indeelt; terwijl de orden weer uit Familiën, deze uit Geslachten en de geslachten uit Soorten zijn samengesteld. Dieren van dezelfde soort, welke door meer of minder standvastige kenmerken van elkander onderscheiden zijn, brengt men tot verschillende Rassen.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek