Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 mei 2025


De visschen zijn de laagst ontwikkelde gewervelde dieren, en hunne verschijning aan den ingang der devonische periode pleit voor de leer van de geleidelijke ontwikkeling der levende wezens.

De oorspronkelijke gesteenten der Alpen, graniet, gneiss en schiefer, dragen geene azoïsche of primaire formaties boven zich: zij waren dus tijdens de laurentische, cambrische, silurische, devonische en steenkoolperiode reeds uit de zee opgerezen. In de Permische periode moeten zij gedaald zijn, want zij dragen eene anthraciet-houdende laag op de kristallijnen lagen.

De devonische periode kenmerkt zich dus door eenen beslissenden stap in de ontwikkeling, door het optreden der eerste gewervelden, de visschen. In de vorige hoofdstukken hebben wij de ongewervelden, plantdieren, poliepen, stekelhuidigen, armpootigen, weekdieren, schaaldieren enz. zien optreden. Van nu af aan worden de wateren ook bevolkt door de visschen, trapsgewijze voortgekomen uit de wormen.

Sommige soorten gaan uit het ééne naar het andere tijdperk over; een groot aantal silurische soorten worden in het devonische tijdperk door nieuwe vormen vertegenwoordigd; verscheidene sterven uit, en die, welke optreden, zijn veel ingewikkelder van bouw.

Iedereen kent het schaafstroo, eene plant in den vorm van harde, bladerlooze biezen, die men aan de oevers van eenzame beken vindt. Die plant is het type der paardestaarten, zoo genoemd om den vorm der takken, die op paardehaar gelijken. De plant, die thans slechts enkele decimeters hoog is, was in de devonische periode zeven of acht meters hoog.

Wij zullen dus de geologische benaming behouden, die men er aan gegeven heeft, en zullen dus de periode, die begint onmiddellijk na de silurische periode, het primaire of devonische tijdperk noemen, omdat men voor het eerst die terreinen nauwkeurig bestudeerd heeft in Devonshire . De formatie zelf wordt ook wel bonte zandsteenformatie genoemd.

Tot in 1878 had men over de geheele aarde slechts 120 overblijfselen van fossiele insecten ontdekt; na 1878 heeft men alleen in Frankrijk in de steenkolenmijnen van Commentry 1300 exemplaren gevonden. Eenige soorten waren reeds in de devonische formatie gevonden, en onlangs ook in de silurische.

Wij noemen ook nog de vinpootigen, de nautiliden en de nog zeer verspreide zeeleliën. De dierenwereld uit het devonische tijdperk is dus slechts het vervolg van die uit het silurische tijdperk, maar met eene duidelijke neiging tot volmaking.

De devonische periode, de dochter en erfgename der silurische periode, wijst op eenen verbazenden vooruitgang in de organische wereld: de eerste gewervelde dieren verschijnen in het water, evenals hunne ongewervelde voorgangers: het zijn visschen.

De insecten zijn in dienzelfden tijd verschenen, maar zij hebben, zooals men licht begrijpt, geene versteeningen achtergelaten. Men heeft vleugels van netvleugeligen (haften) in de devonische formatie van Canada gevonden.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek