United States or Netherlands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Verdwijnen van de wervelkolom. Als men tot dit punt van de dierlijke ontwikkelingstrap genaderd is, bevindt men, dat de wervelkolom totaal verdwijnt, en wijl deze de kern is van ieder waar skelet en deze beenige stut een belangrijk onderdeel uitmaakt van de organisatie der hoogste dieren, zoo zijn alle ongewervelden, welke wij nu achtereenvolgens gaan beschouwen, onvolkomener bewerktuigd dan de vier laatstbehandelde klassen.

Terwijl ik aldus de vruchten verzamelde van eigen waarneming en de snelle vorderingen der vergelijkende ontleedkunde grondvestte ik achtereenvolgens de verschillende klassen mijner tegenwoordige indeeling der ongewervelden. Opgenoemd in de gebruikelijke omgekeerde volgorde zijn het de volgende: Klassen: Mollusca. Cirrhipedia. Annelida. Crustacea. Arachnidea. Insecta. Vermes. Radiata. Polypen.

Wij zagen vroeger, dat de amphyoxus, koploos gewerveld dier, den overgang vormt van de ongewervelden tot de gewervelden: de paleontologie is weer in volmaakte overeenstemming met de physiologie: de visschen, de oorspronkelijke glansschubbigen, behooren tot het type van den amphyoxus. Zij missen wervels en inwendige beenderen.

Zoo heeft de trilobiet, de koning der zeeën uit de azoïsche periode, tot opvolger eenen op hem gelijkenden visch, die met hem de heerschappij over de primaire wateren deelt. Het is alsof het vreemde dier uit twee deelen bestond, een voorste gedeelte, waardoor het tot de ongewervelden zou behooren, en een achterste gedeelte, waardoor het gewerveld is.

Bij deze klassen scheen de studie der soorten, grooter en beter bestembaar als ze gewoonlijk zijn en meer ontwikkeld van bouw en functies, meer te beloven dan die der ongewervelden.

Speciaal bij de ongewervelden hebben wij achtereenvolgens alle bijzondere organen, zelfs de meestbelangrijke, gaandeweg zien degradeeren, minder specifiek en afgezonderd worden en ten slotte volkomen verdwijnen, lang vòòr het ander einde van de heele keten is bereikt.

Zoodat al wat niet als insect werd beschouwd, anders gezegd alle ongelede ongewervelden zonder uitzondering tot de wormen gerekend werden. Zij plaatsten de insecten ónder de visschen en daaronder weer de wormen. Volgens Linnaeus vormden dus de wormen de laatste klasse van het dierenrijk. Deze beide klassen treft men nog in dien vorm in alle posthume uitgaven van het Systema naturae aan.

En in het dierenrijk vertoonde de indeeling der ongewervelden de meerderheid van alle bekende dieren zeer heterogene verzamelingen, bijvoorbeeld onder den naam insecten of wormen, van zeer uiteenloopende, ver-verwante dieren. Gelukkig is de stand van zaken in dit opzicht veranderd. Voortaan is men verzekerd van voortuitgang, bij de verdere studie der natuurlijke historie.

Inderdaad moet het onderzoek van de ongewervelden den natuurkenner wel bijzonderlijk interesseeren, 1e. omdat de soorten dezer dieren veel talrijker zijn dan van de gewervelden; 2e. omdat ze daardoor meer gevarieerd zijn; 3e. wijl die variaties in samenstelling veel grooter, ingrijpender en eigenaardig zijn; 4e. omdat de weg, dien de natuur volgt om successievelijk de verschillende dierlijke organen te vormen veel duidelijker uitgedrukt is in de mutaties, die zij ondergaan bij de evertebraten en we daardoor veel beter het ontstaan zelf van de organisatie, de oorzaak van hun samenstelling en ontwikkeling kunnen begrijpen, dan door alle beschouwing van de meer volkomen dieren, zooals de gewervelde.

De devonische periode kenmerkt zich dus door eenen beslissenden stap in de ontwikkeling, door het optreden der eerste gewervelden, de visschen. In de vorige hoofdstukken hebben wij de ongewervelden, plantdieren, poliepen, stekelhuidigen, armpootigen, weekdieren, schaaldieren enz. zien optreden. Van nu af aan worden de wateren ook bevolkt door de visschen, trapsgewijze voortgekomen uit de wormen.