United States or Uganda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen later Mozes hen daarheen terugvoerde, voelden zij zich onder de Bedouïnen niet meer te huis, kregen zelfs heimwee naar het stillere en burgerlijke leven in Egypte, en gaven kort daarop het nomadisch leven geheel op, terwijl zij onder aanvoering van Jozua, het Zuidelijke deel van Syrië, het land Kanaän bezetten.

Wij kloppen; in eene met ijzer beslagen deur wordt een luik geopend; een deurwachter steekt de hand door de tralies, en vraagt een kran per persoon als fooi, alvorens de poort te openen. Marcel geeft hem het gevraagde, en wij betreden den voorhof van het graf van Jozua.

De keus der helden verraadt den nauwen samenhang met de ridderlijke romantiek: Hector, Caesar, Alexander Jozua, David, Judas Maccabaeus Artur, Karel de Groote en Godfried van Bouillon. Van zijn leermeester Guillaume de Machaut neemt Eustache Deschamps de gedachte over; hij wijdt er tal van gedichten aan.

"Amen!" zeide de Jezuïet, zich kruisende: "o Magdalena! als het eens door onze vereende krachten gebeuren mocht, dat het kettergeslacht weder van de aarde verdelgd werde gelijk de afgodendienaars, die den lande Kanaäns bewoonden, toen Jozua tegen hen optrok! Als het ons weder gelukte, de neergeplofte kruizen alom te herstellen en de verbrokene beelden der heiligen uit het stof te doen herrijzen.

Een nieuw geslacht, aan vermoeienissen en ontberingen gewoon, aan krijgstucht gewend en bezield met een vrijeren geest, moest in de woestijn opgroeien, eer Palaestina aan de krijgshaftige Kanaänieten kon worden ontrukt. Eerst na eene veertigjarige omzwerving kon Jozua, Mozes opvolger, het groote plan volvoeren. De edele Mozes zelf mocht het doel van zijn werken niet beleven.

De gebeurtenis had plaats in 1509 en de inneming van Oran, nog in denzelfden avond van den dag der ontscheping, was de groote triomf in het leven van Ximenes. Na zijn gebed had de hemel, volgens het zeggen der soldaten, het wonder van Jozua vernieuwd en de zon doen stilstaan tot de Christenen de muren van de muzelmansche vesting hadden vermeesterd.

Niet: langs welken weg zal het gaan? Wat mag ik hopen? Wat moet ik vreezen? Niets er van. Maar hetgeen wij van hem zien en hooren is iets geheel anders. Toen, zoo wordt ons verhaald, viel Jozua op zijn aangezicht en aanbad, en zeide tot hem: wat spreekt mijn Heer tot Zijn knecht? Josua gelooft. Dit is alles. Hij vraagt niet meer als zoo even: Wat zal ik? Maar: Wat moet ik?