Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juli 2025
Josua 5: 13-15 Wij willen met het verhaal zelf beginnen, 't milieu, waarin wij er door worden verplaatst.
Dat zal eerst later blijken, en hangt er van af, of en in hoeverre Josua de gestalte daar vóór hem, in welke hij voor 't oogenblik nog niet anders ziet en kan zien dan een man, een mensch van gelijke beweging als hij zelf, zal erkennen en aannemen als te zijn wat deze hem zegt: Neen, maar ik ben de Vorst van het heir des Heeren; ik ben nu gekomen!
Maar wij kunnen ook anders. Doen wat wij in dat oude verhaal een Josua zien doen, neêrvallen en aanbidden. Neen, 't is zoo. Wij begrijpen Gods doen en Gods optreden niet. Wij begrijpen niet al dat vele, vele, dat soms zoo donker ons aanstaart. Maar toch, wij wagen 't er op: God eenvoudig te nemen, zooals Hij is; met Hem alles tegen te gaan, ook het op zich zelf meest dreigende en raadselachtige, zooals Hij 't daar vóór ons plaatst. We vragen niet meer: Hoe zal het? Maar wij vragen iets anders: Wat spreekt mijn Heer tot Zijn knecht? Niet: W
Ik zeg dat je verdoemd bent, vrouwe uit Josua twee ... er hangen roode koorden uit je venster ... en je hebt gehoereerd met de koningen der aarde... Tot-dusver was alles goed. Het hoereeren met koningen heeft iets deftigs, en schaadt niet. Maar: ... met de koningen der aarde, en met den briefbesteller die zulke dikke bakkebaarden heeft. Dit was èrger dan "zoogdier."
In dit geloof, in dit bewustzijn heeft Josua het ook verder te betreden en het straks in bezit te nemen. In het geloof dus dat de volken, die het voor 't oogenblik bewonen, er niet de eigenlijke, de rechtmatige bezitters van zijn. Maar dat het toebehoort aan den Heer, en aan hen, voor wie Deze 't bestemd heeft. En dat is hier dus het Israëlietische volk.
En Josua, nog bij diens leven er toe aangewezen, had de leiding van het Israëlietische volk op zich genomen. Gewis niet zonder schroom was dit geschied, niet zonder groot tegenopzien. Wel had het hem reeds tot dusverre niet aan teekenen, aan bizondere ervaringen van Gods gunst ontbroken. De Heer zelf had tot hem gesproken. Droogvoets en ongedeerd was hij met Israël den Jordaan overgetrokken.
Volgens de overlevering zou zij gebouwd zijn op de plek, waar Ali, vreezende dat de invallende nacht hem eene zekere overwinning zou doen ontgaan, even als Josua, de zon op haar baan tegenhield. Intusschen schijnt uit eene oude inscriptie te blijken dat deze moskee de plaats vervangt van een door Nebukadnezar gebouwden of herbouwden tempel.
Dat heeft het geloof te zijn, de kracht, waarmede Josua den strijd aanbindt. Maar hij heeft het te doen, zooals hem verder gezegd wordt, met ontbonden schoenzool. Dat is: bij het heilig land behoort het besef van heilige roeping, de zekerheid: tot hetgeen ik ga doen ben ik door God geroepen, door God uitverkoren. En.... Josua deed alzoo. Daarmede besluit het verhaal, even sober als schoon.
Had een nieuwe Josua haar, in weerwil der cosmografische wetten, andermaal in haar dagelijksche loopbaan ten genoege van mijn razende metgezellen doen stilstaan? Zou de nacht dan nooit haar vleugelen over dien ellendigen jachtopeningsdag uitspreiden? Maar er is een grens aan alles, zelfs aan privatieve jachtterreinen. Ik kreeg een bosch in het gezicht, dat de vlakte afsloot.
Het inwendige veruitwendigd. Een man met een uitgetogen zwaard in de hand. Wat wil die man? Wat wil dat zwaard? En Josua overmant zich, en hij treedt toe op die gestalte. Duizendmaal beter zekerheid te hebben, laat het de vreeslijkste wezen, dan die onzekerheid van daareven. Vandaar zijne vraag: Wie zijt gij? En wat zijt gij? Zijt gij van ons of van onze vijanden?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek