Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 september 2025


Een hoofdman van zijn Tiberiaansch garnizoen, kwam tot achter zijn ligbed getreden, om hem over buitengewone gebeurtenissen te spreken. Maar zijn aandacht werd verdeeld tusschen den Proconsul en de gesprekken aan de nabije tafels. Men praatte daar over Jaokanann en lieden van zijn soort; Simon van Gittoï louterde de zondaars met vuur. Een zekere Jezus...

"Ze buigen zich onder alle meesters en zijn niet in staat een eigen rijk te vormen!" En wat dengene betrof, die de gemoederen in beweging bracht door een hoop op te wekken, die sinds Nehemias voortleefde onder het Joodsche volk, was het niet 't meest doeltreffend hem uit den weg te ruimen? Volstrekt geen haast had dit, volgens den Viervorst: Jaokanann gevaarlijk!

Toen riep hij zoo luid hij vermocht: "Jaokanann!" Antipas viel achterover als door een stoot midden in het hart. De Sadduceërs hadden zich op Jacob gestort. Eleazar begon een redevoering om gehoor te krijgen. Toen de stilte gezonken was, plooide hij zijn mantel terecht, en stelde als een rechter zijn vragen: "Daar de Profeet dood is..." Gemompel onderbrak hem.

Nogmaals had hij zooeven het uitspansel bestudeerd, maar hij durfde den Viervorst niet naderen, bang voor olievlekken, die de Esseërs als een groote smet beschouwden. Er vielen slagen op de burchtpoort. Men wist thans dat Jaokanann hier gevangen werd gehouden.

Mannen met flambouwen klommen het bergpad op, een zwarte menigte krioelde in het ravijn, en van tijd tot tijd schreeuwden ze daar: "Jaokanann! Jaokanann!" "Alles brengt hij in de war!" zei Jonathas. "Als hij doorgaat, krijgt het rijk geen geld meer!" voegden de Farizeërs er aan toe. De verwijten kwamen los: "Bescherm ons!" "Laat ze ophouden!" "Ge zijt een afvallige!"

"Ik ken hem!" zei Herodias, "zijn naam is Phanuel, en hij tracht tot Jaokanann door te dringen, wiens leven door uw dwaasheid zoo veilig bewaard blijft". Antipas wierp haar tegen, dat Jaokanann hun vandaag of morgen van dienst zou kunnen zijn. Zijn aanvallen tegen Jeruzalem zouden de rest der Joden tot hen doen overloopen. "Neen!" hernam zij.

Een vinger-klap klonk van de tribune. Ze klom daarheen, kwam weer te voorschijn, en met eene wat lispelende stem zei ze kinderlijk: "Ik wil, dat ge me op een schotel, het hoofd geeft van..." Ze was den naam vergeten, maar met een glimlach hernam ze: "het hoofd van Jaokanann!" De Viervorst zakte ineen van ontzetting. Zijn woord moest hij gestand doen, en het volk wachtte.

De Viervorst had zich met de gedachte getroost, dat Jaokanann nu niet meer van hém afhing: de Romeinen hadden zich met hem belast! wat een verlichting! Juist toen had hij Phanuel over den omgang der wallen zien drentelen. Hij riep hem, en zeide, terwijl hij naar de soldaten wees: "Zij daar hebben de macht, ik kan hem niet loslaten! 't Is mijn schuld niet!" Het binnenplein was ledig.

In de kamerdiepte stond een ebbenhouten bed, welks ligmat uit riemen van ossenleder was gevlochten. Er boven hing een gouden beukelaar, die glansde als een zon. Antipas ging dwars de zaal door en strekte zich uit op het bed. Phanuel bleef opgericht staan. Hij hief den arm en sprak, als in bezieling: "De Allerhoogste zendt bijwijlen een zijner zonen. Jaokanann is een van hen.

"Het doet er niet toe! Men oordeelt over mij zeer onrechtvaardig," zei Antipas. Aulus die geslapen had, kwam op dit oogenblik ook naderschrijden. Toen hij van de zaak op de hoogte was gesteld, viel hij den Viervorst bij. Over dergelijke dwaasheden moest men geen drukte maken, en hij lachte luid over den hoon der priesters en den toorn van Jaokanann.

Woord Van De Dag

palaemon

Anderen Op Zoek