United States or Svalbard and Jan Mayen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aan 't boveneinde der tafel legt ze nog een hoopje van 't eerste, aan 't benedeneinde een hoopje van 't laatste soort zilver neer.

Iedereen, die geld dacht te bezitten in spaarbanken werd op een goeden dag wakker met het besef, dat zijn geld niets anders was, dan een hoopje oude schelpen. Elk had zijn zakken, zijn laden en zijn geldkisten gevuld met schelpen, die hij ontvangen had in ruil voor artikelen, die hem veel kostbaren tijd en arbeid hadden gekost.

Telkens als hij de gelegenheid vond, sloot hij zich bij Sander aan om wat afleiding te vinden. Op een zonnigen, ijlen najaarsdag stond hij zoo te treuzelen voor de halfdeur van het kousenwinkeltje. De boord van het gaanpad dreef van het speeksel. Een hoopje lanterfanters luierde tegen den met veelkleurige plakkaten bedekten muur...

Maar Gijsels dacht: "Neen, dat bedoel ik niet!" en terstond liet hij wenden en gaf den Spanjaard de volle laag. De vijand meende echter dat hij zoo 'n hoopje garnaalschuitjes best aan kon en gaf Gijsels dubbel en dwars terug wat hij gegeven had, "Mannen," riep De Ruyter, "onze Ammiraal krijgt het met die Spaansche Dons te kwaad; we gaan hem helpen!" Zoo gezegd zoo gedaan.

Zoo drongen ze voort, met een klein hoopje twee-, driehonderd Perzen voor zich uit jagend tegen het schip op en de achtersten neerstootend in het water, onder ijselijk gegil en gekerm.

En zacht duwt ze mij half om den hoek van de planken-afsluiting naar voren. Het duurt een poosje vóór ik in die grauwe schemering iets duidelijks onderscheiden kan. Mijn oogen moeten er aan wennen. Maar door een dubbel rijtje pannen onder 't lage stroodak schitteren licht-wafeltjes; en eindelijk zie ik: In een hoek der schuur een grijsgeel hoopje stroobundels.

De dames hapten hun laatst hoopje vanielje-ijs op, dronken nog een slokje spuitwater en maakten zich éen voor éen klaar om wech te gaan. Eenige menschen kregen koffie. Een oude heer kreeg een cigaar uit zijn koker, sneed er het puntje af en leî de cigaar op tafel, naar lucifers rondziende.

De Ridder glimlachte; de goede dienaar, die eigenlijk een Henegouwer van geboorte was, had zoolang met hem rondgezworven, dat hij zelf eigenlijk geene taal, maar een mengelmoes van allerlei spraken en tongvallen bezigde. Hij volgde echter den gegeven raad, en, de stem verheffende, wekte hij opeens de aandacht van het vroolijke hoopje, dat, in den ijver van het spel, hem niet eens bespeurd had.

Verder lag er een hoopje papieren. Er was een aangename dagheldere tint. In den gang was alles kalm. Alleen het gekuch van Jans, het sissen van boter of het geklater van borden, die op of van mekaâr geschoven, en het geklitter van zilveren lepels en vorken, die bewogen werden, klonken in den gang.

Een dame aan zijn zij ziet zeer bleek, terwijl ze een klein hoopje goud met haar fijne vingertoppen terdeeg schikt, maar inderdaad, blijkbaar zoekt ze te tellen.