Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juli 2025


Ik weet het niet, maar wel weet ik, dat de tuinman Acquin Rémi halfdood heeft opgenomen en hem als zijn eigen kind heeft verzorgd en zijn kinderen als broers en zusters van hem hielden; en ik meen, dat zij, die zich zoo jegens hem gedragen hebben, evenveel recht op zijn vriendschap hebben, als zij, die willens of onwillens, hem aan zijn lot hebben overgelaten.

Op eenen nacht zag hij eene witte gedaante als een geraamte, met eenen witten lijkdoek op de schouders die hem met den vinger wenkte. Halfdood van schrik en bevend...." Hij was reeds beneden de trap, en zijne stem werd onvatbaar voor Willem, die binnen de kamer was getreden en in aller haast zich ontkleedde.

Hij liet zich geknield ten gronde vallen en hief de bevende armen in de hoogte, terwijl hij, halfdood van schrik, in onverstaanbare woorden 's hemels bijstand afsmeekte.

Dan hield men halt; mijn oom en de IJslander brachten mij zoo goed mogelijk weder bij. Maar ik zag reeds, dat de eerste zich met de grootste inspanning verzette tegen de buitengewone vermoeidheid en de kwellingen, die uit het gebrek aan water ontstonden. Op Dinsdag, den 8sten Juli, kwamen wij eindelijk, op knieën en handen voortkruipende, halfdood bij het vereenigingspunt der beide galerijen.

De laplandsche herders kwamen ons hun eigenaardige messen te koop aanbieden, waarvan de gesneden beenen heften met rendieren, beren en wolven waren versierd. Ze dragen dat mes om de heupen gegord aan een korten riem en maken er de wolven mee af, die ze hebben neergeschoten of met stokken halfdood geslagen.

Wij hebben onze harten nu eenmaal aan de zee verloren; alles wat daarmeê in verband staat, interesseert ons. U weet wel hoe één verrukking we zijn, als er van een roeitochtje sprake is. Wij gloeien voor de zee, dat weet U zelf; toen ik daar halfdood in de opiumprauw lag, vond ik 't prettig, dat ik op de baren was. Van vroeger af aan dweepten we met de goddelijke zee.

Halfdood lag de koning op het schip uitgestrekt, en dit bleef eindelijk met een vreeselijken schok in de dikke takken van een bosch hangen.

Onder de zonnescherm van een begijn ging een ongeschoren achterbuurtjongen, en onder die van een notable een vuile vrouw met een mager, bietend kind. Een uitteerende jongen, halfdood en geel lijk was, werd meegevoerd in een rolkarreken, en achter hem kwamen er mannen op krukken, en vrouwen met zieke en schreeuwende kinderen, en een blinde.

Toen het helder dag werd en de storm een weinig bedaarde, hief de donna, die halfdood was, het hoofd op en zoo zwak als zij was, begon zij dan die, dan gene van haar metgezellen aan te roepen; maar zij riep voor niets, want de geroepenen waren veel te ver weg. Daar zij op niets antwoord hoorde geven, noch iemand zag, verwonderde zij zich zeer en begon zeer bevreesd te worden.

Maar de Majoorske zweeg en liep een paar keer de kamer op en neer. Toen ging zij bij de kachel zitten, zette de voeten tegen 't vuur en leunde met de ellebogen op de knieën. "Alle duivels," zei ze en lachte in zichzelf. "Wat ik zeg is zóo waar, dat ik 't zelfs nauwlijks gemerkt heb. Geloof je niet, dat de meeste menschen dood of ten minste halfdood zijn? Geloof je dat ik leef? Och neen, och neen!

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek