United States or Georgia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bij gebrek aan machines, ging men bij den wind om hulp, en men bevond er zich wel bij. In 1850 berekende men, dat 30.000 H.A. lands, met inbegrip van het beroemde Haarlemmermeer, zoo van den Oceaan teruggewonnen en voor den landbouw beschikbaar gesteld waren.

De Heer Repelaer zeide: »Wat het droogmaken van het Haarlemmermeer aangaat, hoe wenschelijk die zaak op zich zelve ook beschouwd moge worden, en in de gevolgen van belang voor het Rijk moge zijn, zoo doet zich echter alhier de vraag op, of het raadzaam is, zoodanige onderneming juist in de tegenwoordige omstandigheden te beginnen: indien er toch geen periculum in mora bestaat, zoude men dan die bewerking niet tot geschikter gelegenheid kunnen uitstellen? zijn er zoodanige dringende redenen aanwezig, welke de droogmaking van dat Meer zonder uitstel en gebiedend vorderen; waarom dan dezelve, het zij met eerbied gezegd, aan deze vergadering niet kenbaar gemaakt?

Wanneer hij van het hoofd bij de stad, ter linkerzijde van de kapel, in de vorm van een molen, die op alle plaatjes van Constants staat afgebeeld, zijn oog laat weiden op de watervlakte en het lage land, waartegen zij aanspoelt, dan is het hem, als stond hij aan de haven bij Hillegom, en als zag hij op eens het Haarlemmermeer voor zich.

Indien de Regering had kunnen goed vinden om de onderwerpen te splitsen, had ik daarover een afzonderlijk oordeel kunnen uitbrengen ." De Heer op den Hooff liet zich over dit onderwerp dus uit: »Over de droogmaking van het Haarlemmermeer zal ik niet spreken, ik laat dat aan andere leden over. Een geacht spreker uit Leyden heeft ons daarover veel gezegd, wat mij toeschijnt opmerking te verdienen."

Wat den eigendom van Leyden betreft, wilde ik wel eens weten, of die stad voor de Haarlemmermeer zich in de grondbelasting heeft aangegeven, gelijk zij verpligt zoude zijn indien zij eigenaresse was van dien waterplas, want water is zoowel in het kadaster begrepen als land; maar te regt is zij in de grondbelasting niet aangeslagen, omdat zij geen' eigendom van de Meer heeft. .

Daar het U Ed. Mogenden bekend is uit de stukken, welke wegens het Haarlemmermeer zijn medegedeeld, dat ik behoord heb tot de commissie, welke daarover rapport heeft uitgebragt, en als strijdig met de bemoeienissen dier commissie, voor dezelve, maar vooral voor de Regering, welke die commissie heeft benoemd, eenigzins grievend is voorgedragen, namelijk alsof het Bestuur van Rhijnland ten deze niet ware gekend; iets dat niet alleen in de afdeelingen, maar ook bij de beraadslaging van heden, en wijders in een adres aan deze Kamer gerigt en in de dagbladen opgenomen en publiek geworden, is beweerd: hierover nu moet ik U Ed.

»Ik ben zeer voor het droogmaken van het Haarlemmermeer, en behalve het hiervoren gezegde, vereenig ik mij met de woorden der Regering in de eerste antwoorden op dit onderwerp gegeven, dat de keus niet twijfelachtig kan zijn, dezen uitgestrekten en dreigenden waterplas in vruchtbare velden herschapen te zien; maar ik verschil van opinie omtrent de wijze van uitvoering: ik wenschte de onderneming aan partikulieren toebetrouwd te zien en, om daarbij eens in den geest van het onderwerp in eenen landelijken zin te spreken, bezig ik het spreekwoord: wien de koe behoort vat ze bij de hoornen.

Ik zag, dat de geschiedenis en de physieke aard der gronden zelve bewijzen, hoe groot het gevaar is, dat van dien kant eene landstreek dreigt, welke, tusschen het Meer en het IJ gelegen, boven de 18000 guldens in de grondbelasting van het Rijk draagt; aan Rhijnlands bundergeld meer dan 9600 guldens opbrengt; jaarlijks groote sommen tot polderlasten moet dragen; en geene hulp van Rhijnland ontvangt in deszelfs verdediging tegen het Haarlemmermeer.

»Ik moet tot mijn leedwezen derhalve Z. M. verzoeken, de wet in nadere overweging te nemen, enz." Eindelijk verdedigde Z. E. de Minister van Financiën Jr. Beelaerts van Blokland, die tevens Lid der Kamer is, de wet, en zeide met betrekking tot het Haarlemmermeer: »Een ander gewigtig doel van het in beraadslaging zijnde wets-ontwerp is het droogmaken van de Haarlemmermeer.

»Doch, enz." »Ten opzigte van het droogmaken van het Haarlemmermeer is mijne bedenking echter van de meeste kracht; daar deze onderneming, welke reeds meer dan twee eeuwen ter sprake gebragt is, voorzeker wel in zeer rustige tijden mag ondernomen worden, en het uitstellen daarvan het algemeen waarlijk niet met zoo vele en zoo eminente gevaren bedreigt, als men dit soms wil doen gelooven.