Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juni 2025
.... Alzoo ging het nu terug; zoo stond het een andermaal te beginnen het moeilijk-geweten leven daarginds, van voren af aan, nu, nu, nu; gelijk de trage stappen van een geharnast man bonsde het aldoor terugkomend in zijn hoofd waar geen andere gedachten bleven, nu, nu, nu; dat klonk als de waakzame roep van een wachter in den nacht. Gulzig klokte het lage zwart om het snellende schip.
Ze raapten zijn servet op, herlegden zijn mes als hij het, onder 't praten, onbedachts met de snede omhoog neergelegd had. Ze beloerden 't minste gevaar, 't minste ongemak. Ze vingerden de broodkruimels weg, die onder zijne handen rolden. Hij sprak. Ze luisterden gulzig naar den klank van zijne stem, meer dan naar den zin van zijne woorden.
Ik riep Koenraad, die mij een klein schepnet bracht, van de soort, waarmede men gewoonlijk oesters vischt. "En die wilden?" vroeg Koenraad, "zij schijnen zoo erg boos niet." "Het zijn toch menscheneters, mijn jongen." "Men kan menscheneter en braaf zijn," hernam Koenraad, "even zooals men gulzig en eerlijk man kan wezen. Het eene sluit het andere niet uit."
Hij geurde zoo heerlijk, haar hart sprong op van vreugde; zij viel op haar knieën en kon zich niet houden. Toen de zesde maand voorbij was, werden de vruchten dik en stevig; zij werd heel stil. De zevende maand greep zij naar de amandelkernen en at ze gulzig; toen werd zij droevig en ziek.
Een bruin-gebrand gat met vaal-bruine pluizen stiet 'n kartelbrok grauwlooden lucht in 't transparant, waarvoor de kindren, gulzig van handheffing aten. Er was eene zoet-rotte benauwing in de kamer.
Een groote stilte en een fijne lauwte viel op het land, in de huizekens gingen de lichtjes aan en in den effen bleeken hemel de sterren. Een blauwe, lichte doom wond zich voor de verten.... Bij het lamplicht werd er gulzig verkensgebraad met patatfrit gegeten, dat de dikke vrouw van Fransoo had gereed gemaakt, en kundig bereid met pikkende sausen, kruidnagel, laurierblad en smakelijke thymus.
Bovendien zijn alle Hyenas nachtdieren, hebben een onaangename, wanluidende krijschende stem, die werkelijk soms op een afgrijselijk gelach gelijkt; zij zijn gulzig, vraatzuchtig, verbreiden een onaangenamen reuk, maken geen andere dan onedele, bijna hinkende bewegingen, en hebben ook in andere opzichten gewoonlijk iets vreemdsoortigs in hun wezen: kortom, men kan ze onmogelijk schoon noemen.
Hij zat daar uitgerekt met mager halsje en zijn wakkere oogjes volgden blinkend ieder brokje dat naar binnen ging. Soms rilde hij zenuwachtig en neuspiepte, dat men hem asjeblieft toch niet vergeten zou; en alles wat hij kreeg schrokte hij gulzig op, ineens, zonder kauwen, alsof hij vliegen hapte.
De magen rammelden. Zij hadden honger, honger!... Zij voelden eerst hoe groot hun honger was, nadat zij gulzig een paar lepels hadden ingeslurpt. In enkele minuten waren alle vier de reusachtige kommen leeg, de boerin nam ze weg en zette de tweede schotel: vier enorme platte teilen aardappels met kaantjessaus in de plaats.
De zalvende zon bleef weg, en in plaats van dat de bloei uit den grond lossprong, zot en wild overtollig, gulzig naar licht en leven, kroop hij er uit, langzaam en voorzichtig. "'t Zal betere," zei Pallieter, "as de kruise zulle gaan." Want zij zijn het toch, de kruisen, die de poorten opendoen voor de schoone, vaste dagen en den grooten Zomer.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek