United States or Cocos Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


En instinctmatig voelden de menschen voor jonkvrouw Elvire een uitgesproken en verteederde genegenheid, en voor meneer Gaëtan, ondanks hun eerbied, iets van benauwd ontzag en intuïtief-verwijderende angstigheid. Meneer Wattenberg groette nederig-diep den baron en zijn zoon en toen kwamen zij weer allen om de uitgestalde schilderijtjes staan.

Die herkenden zij allen wel terstond en duidelijk, ofschoon zij nog op ruimen afstand waren: meneer den baron liep op waggelende o-beenen, zoo dat men 't landschap er doorheen zag en meneer Gaëtan was een lange, magere slungel, met afzakkende schouders en een hoofd dat als te zwaar voorover hing op zijn gebogen, dunnen hals.

Joajik, menier Gaëtan, antwoordde Fonske toonloos.

Aan 't stuur zat meneer Gaëtan, naast hem jonkvrouw Elvire en in den achterwagen de Engelsche, die glimlachte met bloote tanden. Fonske nam zijn hoedje af en groette met diep-nederige buiging. Hij kreeg een minzaam knikje, toch een beetje als van verre, terug.

Zijn glimlach had iets grijnzends en zijn glimmend haar was tot achter in den nek gescheiden door een griezelig blauw-witte spleet, welke de boeren in 't geniep zijn "luizenboulevard" noemden. Dikwijls werd door de menschen in het dorp beweerd en voorspeld, dat meneer Gaëtan later met jonkvrouw Elvire zou trouwen.

Menier Gaëtan, de zeune van menier den b'ron, antwoordde Fonske, die maar half begreep. Es dat heur lief? De ruwe woorden troffen Fonske als een kaakslag. Nog nooit had hij iemand zoo oneerbiedig over hun traditioneele heerschers hooren spreken. Het deed hem pijn en het maakte hem nijdig. Hij gaf geen antwoord.

Het heette dat het om zoo te zeggen al van in hun wieg door de beide families aldus geschikt was en de menschen zeiden ook dat het een heel mooi paar zou zijn, omdat zij op elkander leken. Er was misschien wel iets van aan. Jonkvrouw Elvire leek op meneer Gaëtan, maar zooals iets heel moois en liefs op iets ongunstigs en onaangenaams kan lijken.

Zij gingen even bij een raam staan, schenen daar iets zeer gewichtigs onder elkaar te fluisteren, terwijl Fons een oogenblikje midden in 't vertrek alleen bleef. De jonkvrouw kleurde, met een uitdrukking als van spijt en bedeesdheid op haar lief gezicht; en 't was ten slotte ook meneer Gaëtan, die weer naar Fonske toe kwam en hem vroeg: Enne.... en.... de prijs, menier Alfons, keunt-e gij ons

Langdurig kon hij den jonker staan nakijken, waar hij hem in het veld zag wandelen of door de straat zag gaan; hij ontleedde gansch zijn houding, kleeding en manieren; hij spande zich in om te begrijpen welke bekoring wel van zulk een man mocht uitgaan, en vergeleek dan met zichzelf en hoe hij er wel zou uitzien als hij zulke kleeren en manieren had als meneer Gaëtan.

Het werd een imitatie: Fonske kocht zich een hoed en een das zooals meneer Gaëtan er droeg en eens, op een vroegen zondag-ochtend, vond zijn moeder hem in het slaapkamertje bezig met zich achter op het hoofd een "boulevard" te kammen. Ha moar jongen, wa peist-e gij! Ge kamt ou lijk menier Gaëtan! riep de vrouw verbaasd.