United States or Libya ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hem antwoordde Skirnir: "Bloesemenland, dat wij beiden kennen, is een windstil woud: daar zal na negen nachten Gerda vol vreugde de vrouw zijn van Freyer." Toen zeide Freyer: "Lang is de nacht, lang zijn twee nachten, dringend de drang naar den derde. Zoo dikwijls dacht ik een maand nog minder lang dan, wachtend, verlangend, een halve nacht is." Hoe Dagdrager Goudvreugde verwierf

Sommige echter, die door hun grootere bekendheid meer de bizonderheid van namen verkregen, en tegelijk de aanduiding der kenmerkelijkheid meer verloren hebben, liet ik onveranderd, of koos er den naam voor, die in onze germaansche streken bekend was. De Oppergod, dien de oude Noorschen Odinn noemden, heette hier Wodan; de naam Freyer bleef onveranderd.

Gaf hier de oude dichter op wonderlijke wijze aan hoe zwaar de strijd is tusschen lentezon en winteraarde, of bedroog zijn lust tot vertoon van mythologische kennis zijn wijsheid? Freyer, de zon, is de heer van de warmte en het nieuw-ontluikende leven, hij is de meester van de koesterende zonnestralen, hij is lentedrager, Dagdrager.

Freyer, de zoon van Njord, zat in zijn hooggelegen lichtpaleis, en zag over alle werelden heen. Hij zag neer op Vratenland, waar de ruige reuzen van den winter wonen, en zag er een mooi meisje, dat juist uit het huis van haar vader naar het verblijf van de vrouwen ging. Toen werd hij plotseling zeer ziek in zijn ziel. Skirnir, de drager van het licht, was Freyer's trouwe dienaar.

Maar Gerda wilde de elf gouden appels voor de liefde van een man niet nemen, en in den grond van Gymir had zij goud genoeg. Voor Skirnirs bedreiging beefde zij niet. Toen zeide haar Skirnir: "Zet u neder, en hoor wat jammer en smarten en winterwee ik zal noemen. De woede van Wodan zal u omvatten en hevig zal de haat van Freyer zijn.

De wolven in IJzerwoud zijn groot gegroeid, Helderwits hoorn roept de helden van Walhalla ten strijde voor de goden. Van alle kanten uit den diepen grond en uit den hoogen hemel is de vernietiging losgebroken. Wodan wordt verslonden door den wolf, die zijn banden verbrak, Freyer vecht met den zwarten Rook uit het Zuiden, en valt, Thonarr strijdt met de wereldslang, en beiden vallen.

Waar ik echter Wodan niet b.v. de Waaiende noemde, en Freyer niet Heer, heb ik Vafthrudnir, Svipdagr, Geirrodh, enz. die al te onbekend of al te noorsch zouden klinken en onbegrijpelijk zouden zijn, Stormsterk, Dagdrager, Roodspeer, enz. genoemd.

In Vochtendal heeft de sneeuwwollige Uller zich een burcht gebouwd. Alfenland gaven de Asen aan Freyer bij 't doorbreken van den eersten tand. De derde bouw is met zilver gedekt. Lentezaal was reeds lang geleden voor den hoogen Ase een zetel. Koele wateren spoelen door Storteschuim, waar Wodan en Sage dagelijks drinken uit bekers van goud.

En Freyer vertelde hem het niet te lenigen leed van zijn hart: "Wel straalt het alfenrad licht door de donkere dagen, maar het lange verlangen van mijn liefde laat het leeg. In het verblijf van den winterreus Gymir heb ik een meisje gezien: haar blanke armen gaven een glans aan golven en wolken als van schitterende sneeuw. Meer dan ooit een man een meisje beminde heb ik haar lief.

Hem vroeg Njord, dat hij met Freyer spreken zou. Toen zeide Skadi, de vrouw van Njord: "Skirnir, ga heen, en tracht van onzen zoon te hooren wat hem hindert, vraag hem waarom hij zoo stom en zoo star staart." Toen ging Skirnir naar Freyer. Hij wilde van hem weten, waarom hij alle de dagen zoo eenzaam zat in de lange zaal van zijn zonnezilveren huis.