Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juli 2025
Toen de Hertog zich in 1392 tot zijn derden tocht naar Pruissen gereed maakte, stelde hy het kasteel in hoede van zijn oversten rentmeester Godart van Stamprade, die zich daartoe verbond »mit op gerichten vingheren ende mit ghestaefden eden ten heiligen gheswoeren."
Men zou "betrok" willen lezen; maar de dichter kan hier eene archaïsme bedoeld hebben met verwante beteekenis. IIe Zang, vs 435, bl. 27, rl 14 v. b. Hier worden de gevolgen van de roekelooze voornemens van haar minnaar door Elpine voorzien, zooals de dichter die in zijn gedicht meende te ontwikkelen. IIe Zang, vs 449, bl. 27, rl 9 v. o. Neen, de almacht heeft voor ons uw Eden toegesloten.
De Dood, zeer snood, d' Aarde haar pijlen bood, D' Ondeugd verheugd was met haar Helsche scharen, Deugd vlood door nood, durfd' haar niet geven bloot, Haar vreugd, verjeugd, veranderd' in bezwaren, Omdat, het pad der Waarheid, werd bestreden; De Trouw, met rouw, zeer deerlijk was verplet; Liefd's schat, Gods stad, de vrucht in 't lustig Eden
Nadering tot de steile hemelhooge rotsen van Eden, waarboven, als een noorderlicht, de weêrschijn blinkt der vlammende zwaarden der Wachtengelen. Onthulling van het helsche geheim, aan Exaël medegedeeld, om de ontoegankelijke rotsen door ontploffing van het inwendige aardsche vuur te verbrijzelen. Rustelooze arbeid, ter bereiking van dit misdadig doel. Rouw, ontzetting en afgrijzen in den Hemel.
God leeft, Hy, eindloos goed, ook hun die Eden derven! Hy weegt ons noodlot met zijn vaderlijke hand: Hem drage ik me op, en hoop, hoe streng Hy vierschaar spant. Hoe wilt gy 't droef vergrijp verdubblen van onze Ouderen?
Maar ziet! terwijl Elpine, in barensnood, op den oever des doods verkeert, dalen Engelen neder, en dragen haar in Eden met haar kind, waar het in den schoot van Henoch, even als zij boven den dood verheven, zal worden opgevoed: in dat onbereikbaar Eden, waar Semeaza voor eeuwig uit gebannen is! Nu kent zijn razernij geen palen meer: hij stoot Fuäl van zich af; en er is niets meer dat hij ontziet.
Semeaza verschijnt hem; maakt hem bekend met het sinds lang onder de menschen vergeten bestaan van Eden; toont hem, dat indien hij al de takken van het geslacht van Adam vereenigen kan onder eene gemeenschappelijke onderneming, ter herovering van dit rijk van weelde en van genot, de val van Segol, die zich daartegen verzetten zal, zeker is.
Het is de eerste voetstap, dien gij zet uit uw Eden, uit uwe volstrekte en onbewuste onschuld, uit uw natuurstaat. Helder is toch nog de spiegel, waarin gij kijkt, helder als uw gemoed tot nu was; maar gij hebt de betoovering verbroken, van nu af moeten er wolken overheen gaan, moet die heldere oppervlakte door het slib, dat op den bodem ligt, verduisterd worden.
't Was vuur, verterend vuur, met buldren, kraken, donderen, Met rook en zwavelvlam, dat Eden af moest zonderen; 't Was stikdamp, dien de hel van ondren opjoeg, om Ten muur te strekken van der zaalgen heiligdom. 't Ontzag, de vrees, de schrik, hield tong en oog gebonden. Wy strekten de armen uit, of wy ze omhelzen konden. Ons harte vloog hen na.
Menigeen had gedachteloos aan de onderneming deel genomen, en was onnoozel genoeg geweest van te meenen, dat men naar een waar Eden ging, waar de natuur de liefelijkste priëelen voor hen inrichten, en hen met de heerlijkste vruchten voeden zou; waar men goud als keisteenen voor 't oprapen had, en waar het aardsche leven vrij van arbeid zou zijn, gelijk aan een voortdurenden feestdag.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek