Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 september 2025
Hoog boven zijn geploeter hing de regenwolk, jagend aan haar uitkruivende randen, uit elkaâr gewaaid, tot pluis geslagen aan haar wilde zoomen, uitslierend gelijk lang wapperend harpijen-haar; maar in het midden was zij een groot velum van rouw, dat doorhangend, land en water bespande met haar droef grijs; een benauwde ophooping was het van lichtwerende duisternis, die het gras blauwde en het water donkerde, een luchtgedrocht met den buik zwanger van somberheid en kwade vernieling.
Hij stond tegen de gele gordijn van het venster en zijne magere gestalte donkerde op in de uiterste klaarte van den avond. Hij boog zich en puntte met zijn vinger naar Florjan Pacôme. Let wel, bid ik u, dat hij, in dit geval, het beeld daar zal neerteekenen noch tot glorie van God, noch tot stichting van het volk, noch tot een offerande aan de schoonheid.
De jongens liepen verder en plots wees Cecilius, klemmend de maskers onder zijn arm, in de mantelplooien: Dáar moet het zijn.... .... Moèt het zijn, beweerde Cecilianus met nadruk. Want een hooge half-cirkel muurde omhoog, met beelden bekroond. Het Pompeïus-Theater.... Met zijn portiek.... De maan was achter de wolken. Tusschen de zuilen van den immensen porticus van het Theater donkerde het.
Zij kusten hem: hij bedwong zijn aandoening, duwde ze zelve de deur uit. En alleen in het broeiwarme kamertje bleef hij zitten, op het schabelletje bij het tafeltje. Toen stond hij op; zorg donkerde over zijn voorhoofd. En hij rolde hun beide matrasjes op en zette die in een hoek.
Toen zij terugbeland waren daar, waar, bij de kerk, de kramen begonnen, riep mijn zuster tot Kreel: "Ga toch heen, jongen!" Daarbij gaf zij hem met haar vuist een harden stoot tegen den schouder. Nu ging Kreel vlak voor mijn zuster staan. Hij zag haar een poos zwaarmoedig in de oogen. Vervolgens droop hij af in de nauwe steeg achterom de kerk, en donkerde daar weg in de schemering.
Van genen die op zijn landen om de vijf paal een post had waar acht paarden gestald stonden, met het aanlichten van den dag uitreed, zijn velden langs, en niet terug kwam voor het donkerde. Hij wist alles wat overal gebeurde, hij was alomtegenwoordig. Vermoeidheid kende hij niet, het woord "gemak" had geen zin voor hem.
In het morgenlicht, tusschen al het blanke marmer der trappen, muren, zuilen, beelden, donkerde met een barbaarsch schoone ruwheid en ruigheid zijn in leêren tuniek omspannen en spierende reuzigheid uit.... En geduldig wachtte hij, tegen de kruislingsche lijnen van het marmeren hek, zijn geweldige hand op het voetstuk van de Zegegodin, die hare vleugels spreidde boven hem, zwevende zij op de gouden bal van een zuil.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek