United States or Rwanda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dan, weet het wel, een Dahlia's-liefhebber is, gedurende het grootste gedeelte des jaars, een man, die zijn vaderland, zijn huisgezin, zijne vrienden verloochent, en als een menschenhater zich van iedereen verwijderd houdt. Des nachts vlucht de zoete slaap van zijne bedstede, vervolgd als hij is door honderd Dahlia's, die hem in het hoofd wentelen en hem wakker houden.

Zie, wat schoone uitdrukking van zaligheid verheldert zijn gelaat; hij meet de hemeldiepte met zijn aanbiddend oog, en als de losgelatene duive van Noach slaat hij met zijne armen, om zich de verstramde leden los te maken. Indien gij opmerkzaam zijt op de bewegingen der wonderbare natuur, zult gij reeds geraden hebben, wat de Dahlia's-liefhebber gevoelt.

"Welnu!" riep hij overluid, "waar zal ik mijne Striata Formosissima planten?" Dan, de muren bleven stom en de uitroeping van M. Fruyts zonder antwoord. Gelijk hij bezig was met zich opnieuw, doch met meer wanhoop, voor het hoofd te slaan, deed een ander Dahlia's-liefhebber, de heer Bielens, de deur open en stak zijn hoofd in de kamer vooruit, zeggende: "Dat zijn weerkens, eh?

Hij, die anders zoo zachtmoedig is, dat hij zijne duiven en konijnen bij zijnen gebuur moet laten dooden, durft wel vechten en slaan, wanneer het op de eer van eene Dahlia uitkomt. En, ziet gij hem ooit met een blauw oog te voorschijn komen, beschuldig zijne goede vrouw toch niet: het is de eene of andere Dahlia's-liefhebber, die hem dus heeft toegesteld.

De Dahlia's-liefhebber gelijkt wonderwel aan dit dier: zoodra de naderende vorst hem verplicht heeft zijne Dahlia-wortelen in den kelder te brengen te brengen, vergaat in eens al het schoone van zijn leven; zijn hart wordt koud, zijne oogen weifelend, zijne bewegingen langzaam, en hij vervalt inderdaad in eenen slaap des geestes, tot bij het aanbreken der Lente.

Gewis gelooft gij, in uwe redekundige eenvoudigheid, dat men, om Dahlia's-liefhebber te zijn, alleenlijk de Dahlia's moet liefhebben. Laat mij toe u te zeggen, dat gij u leelijk vergrijpt! Hoe stout dit gezegde ook moge schijnen, het zal bij u zijne verschooning vinden, wanneer ik u een echt Dahlia's-minnaar zal hebben voorgeschetst.

Gij, mijn goede lezer, ziet ongetwijfeld gaarne eene schoone Dahlia bloem; misschien zijt gij insgelijks niet verwijderd van haar, in de plaats der poëtische en verleidende Roos, op den troon van het bloemenrijk te willen plaatsen; maar bedenk u toch driemaal, eer gij u zelven eenen Dahlia's-liefhebber noemt.

Gij moogt ook niet gelooven, dat deze man andere bloemen onder zijn gezicht lijden kan; de Roos is niets voor hem; de geurrijke Anjelier vertrapt hij met voeten; de overvloedige bloemende Wolroos geeft hij aan zijne geit; zijn mesthoop bestaat uit de ontwortelde planten van Okulei, Pioen, Tuiltje, Vingerhoed, Violier, Beverken, Veldklok, Knaptand, Lelie, Brikel en uit andere lieve, zonderlinge of glansrijke bloemen, zoozeer door onze vaderen bemind en nu door den Dahlia's-liefhebber als onkruid gehaat.

Na eene lange en pijnlijke afwachting komt eindelijk die trage en luie maand Maart het sneeuwgezinde Februari verjagen. De Dahlia's-liefhebber staat eens des morgens vroeg op: hij voelt reeds van in zijne slaapkamer, dat er gedurende den nacht eene natuurverandering is geschied; zijn hart klopt, zijn bloed stroomt; hij kleedt zich bevend en ontsteld.

De Dahlia's-liefhebber blijft eenige oogenblikken getroffen staan; hij zuigt met lange longspanningen de lentezucht in en voelt zijn leven verdubbelen; dan spoedt hij zich met jonge stappen vooruit door de paden van zijnen hof, en doorloopt ze huppelend en zoo blijde als een visch, die in zijn geboortewater spartelt.